HET INDISCHE LEGER IN DE TWEEDE KAMER. Onder bovenstaanden titel werden in den vorigen jaargang (afl. 2. blz. 176 181 en id. 3. blz. 235244) de discussiën opgenomen, ge houden in de Tweede Kamer bij de behandeling der Indische be grooting voor 1894, voor zoover daarin het leger ter sprake kwam. Zij zijn echter niet volledig weergegeven zoo ontbreken de belangrijke debatten over onderafdeeling 28, daarom voor het Indische leger van zooveel gewicht en der kennisneming overwaard, omdat dienten gevolge een groote onbillijkheid uit den weg werd geruimd en de financieele positie van een aantal luitenants verlofgangers aanmerkelijk verbeterd werd. Die leemte aan te vullen, is het doel van onder- volgende regelentevens zal ik eenige beschouwingen inlasschen, welke onontbeerlijk zijn voor eene juiste appreciatie van het in de kamer verhandelde en de gevolgen, die dit met zich sleepte. Bij K. B. dd. 24 Juli 1893 N°. 35, gepubliceerd in de Javasche Courant van 26 September d. a. v. en met die afkondiging in werking tredende, werden nieuwe regelen vastgesteld op het verleenen van buitenlandsche verloven aan officieren van het Indische leger. Het nieuwe reglement gaf gansch andere voorschriften voor de verloven wegens langdurigen dienst. In zake de verloven wegens ziekte waren de oude bepalingen zoo goed als onveranderd overgenomen, slechts de redactie was gewijzigd, terwijl voortaan in de geneeskundige cer tificaten, constateerende de noodzakelijkheid tot verlof, vermeld zou moeten worden voor hoe lang het verlof verleend behoort te worden, wat bij de certificaten onder de vroegere regeling niet het geval was; daarin stond eenvoudig, dat voor den betrokkene een verlof naar Europa dringend noodzakelijk was. Op grond hiervan vroeg men dan verlof aan, gewoonlijk voor den tijd van twee jaar, het maximum dat in Indië kon worden verleend. In dit maximum stemmen het nieuwe en oude reglement weer geheel overeen; ook daarin is het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 535