520 welke reeds met verlof wareD, en niet uitsluitend hun, die na de afkondiging der verhooging met verlof gaan. Tegen deze redeneering werd van zeer bevoegde zijde aangevoerd, dat de gewraakte slotbepaling niet kon worden verzacht, omdat zij ook letterlijk voorkomt in het K. B. van 25 Augustus 1892 N°. 82, regelende de verloven naar Europa van burgerlijke ambtenaren, en in zulke aan gelegenheden gelijke beginselen voor officieren en ambtenaren moeten gelden. Hier tegenover kon worden opgemerkt dat laatstgenoemd K. B. de verlofstraktementen der ambtenaren in geval van ziekte onver anderd liet, zoodat die beide besluiten bezwaarlijk met elkaar verge leken mochten worden. Om der gevolgen wille behoefde men ons niet uit te sluiten. De geldelijke consequentiën voor het geval ook wij in de verhooging zouden treden, konden onmogelijk een hinderpaal wezen, aangezien het getal luitenants op dat oogenblik wegens ziekte met verlof nu niet zoo heel groot was. Later is echter gebleken, dat wij ons hierin schromelijk vergist hadden. Bedrieg ik mij niet, dan waren er destijds 60 met verlof en zou een meerdere uitgaaf van circa f 40.000 vereischt worden, om ons op gelijken voet te behandelen als degenen, die na ons gekomen waren. Konden de verlofgangers wegens ziekte rechtmatige aanspraken doen gelden op de traktementsverhooging, niet alzoo zij, die wegens lang- durigen dienst met verlof waren. Het nieuwe reglement had op dit stuk niet de minste overeenkomst met de oude voorschriften. Werd voorheen twee jaar verlof verleend na 12 of 15-jarigen dienst op een traktement, dat er eigenlijk geen was, voortaan zou na 10 jaren dienst slechts één jaar worden toegestaan, maar op een zoo men wil behoorlijk traktement, in allen gevalle een, dat veel hooger wasomtrent het recht op bevordering werden andere regelen gesteld enz. Waar zulke ingrijpende wijzigingen plaats vonden, kon men alzoo niet zeggen, dat de verlofgangers wegens langdurigen dienst der oude regeling bij de inwerkingtreding van het nieuwe besluit in het geval verkeerden, daarin op het gebied van langdurigen dienst voorzien. Dus was voor hen geen andere oplossing mogelijk dan zooals de slotbepaling aangaf en hen eenvoudig te laten in het genot der oude voorschriften, hoe ongelukkig die financieel ook waren. Bovendien de ambtenaren waren indertijd ook zoo behandeld.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 537