522 gen op eene bepaling in het nieuwe reglement voor de verloven der officieren, die mijns inziens door de geldelijke niet geboden, maar zeker niet van hardheid vrij te pleiten is. De bepalingen omtrent de wegens ziekte verleende verloven zijn, voor zoover ik kon nagaan, onveranderd gebleven, alleen zijn de verlofstrak tementen der luitenants niet onbelangrijk met 300 a 350 ver hoogd. Ik verheug mij daarin, want sinds lang was erkend, dat zij te laag warenhet was den luitenant verlofganger, die waarlijk niet uit weelde, maar uit nood herwaarts kwam, onmogelijk zonder schulden terug te keerenik ken voorbeelden, dat de genezing van den zieke langzamer vorderde, omdat hij zich niet alles kon verschaffen wat noodig was. Maar nu is bij de slotbepaling van het nieuwe reglement voorge schreven, dat het gansche besluit niet van toepassing is op hen, die reeds met verlof vertrokken zijn. Dat mag goed zijn voor alle andere nieuwe voorschriften, maar dat de verlofgangers voor ziekte ook op het oude traktement blijven, dat onvoldoende is verklaard, kan ik niet met de billijkheid over eenbrengen. Zij zijn aldus het slachtoffer van de vertraging, welke de vaststelling van het nieuwe reglement ondervonden heeft; was dit ten vorigen jare geschied tegelijk met dat der civiele ambtenaren, dan zoude van de meesten de positie financieel beter zijn. Zij kunnen het toch niet helpen, dat het besluit zoo laat in het leven geroepen werd. En wanneer ik mij herinner, hoe de minister Keuchenius, op her haalden aandrang dezer kamer, nog de pensioenen heeft verhoogd van hen, die in 1879 onder andere regelingen gepensionneerd waren, eenvoudig omdat zij niet mochten lijden onder de buiten hun schuld plaats gevonden vertraging, dan meen ik, dat er alle termen bestaan, ook hier mild te zijn. Er zullen nu in den eersten tijd twee soorten luitenants verlof gangers voor ziekte zijn, sommigen op hooger, sommigen op lager noodzakelijk te achten als die van de verloven der burgerlijke ambtenaren, reeds tot stand is gekomen of spoedig kan worden verwacht." Memorie van antwoordonderaf deeling 29. „Bij een K. B. van 24 Juli 1893 No. 35 hierbij in afschrift overgelegd, is een nieuw reglement vastgesteld op het verleenen van verloven naar Europa aan de officieren van het leger in Nederlandsch-Indië. Zooveel mogelijk stemmen de daarin opgenomen bepalingen overeen met die, voorkomende in het nieuwe verlofsreglement voor de civiele ambtenaren."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 539