524 - dat hij nog niet overtuigd was van de billijkheid van mijn wensch, noopt mij nog met een enkel woord op de zaak terug te komen. "Wanneer eens op het oogenblik bepaald werd, dat de traktementen der Indische luitenants verhoogd werden, doch daarbij tevens, dat de luitenants, die in Indië zijn, die verhooging niet ontvingen, wat zou men dan van eene dergelijke regeling zeggen? Men zou haar onbe grijpelijk noemen. Maar wat doet men nu anders? Men erkent, dat de luitenants verlofstraktementen verhoogd moeten worden, doch zij die baar op dit oogenbl'k het meest noodig hebben, zullen haar niet krijgen. De minister erkent, dat die traktementen te laag zijn, doch met welk motief kan de minister dan zeggen: juist allen, die thans dat te lage traktement hebben, sluit ik buiten? Ik hoop, dat de minister nog eens ernstig zal willen overwegen en dan tot de overtuiging zal komen, dat er voor mijne meening veel te zeg gen is, vooral na het gebeurde met de Indische pensioenen van 1879." Hiermee waren de discussiën over dit punt afgeloopen. Onze zaak was door den heer Kielstra in de kamer behandeld op eene wijze, die aan helderheid niets te wenschen lietvooral de repliek was klem mend. Onze rechtmatige grieven waren zoodoende den minister ter oore gekomenhad ZEx. ze slechts uit de ingediende requesten moeten vernemen, ik twijfel er aan of zulks wel het geval zou zijn geweest. En, hoewel bij eene nauwkeurige raming de geldelijke gevolgen ruim dubbel zoo hoog beloofden te worden als de heer Kielstra schatte, de minister heeft „zijn goede hart het zwijgen niet opgelegd". Alras lekte uit, dat ZEx. overtuigd was van ons goed recht en wij alle hoop konden koesteren op welslagen. Omstandigheden, waarop hier niet nader kan worden ingegaan, brachten groote vertraging in de afdoening der quaestie te weeg, totdat wij eindelijkin den loop van April 1894 verheugd werden met de tijding, dat bij K. B. van 24 Maart t. v. Nö. 2 bepaald was, dat gerekend van af 1° October 1893 aan de luitenants wegens ziekte met verlof onder de oude regeling vertrokken een ver lofstraktement zou worden toegekend van f 1600, in stede van f 1250 's jaars. Wat wij dientengevolge te weinig ontvangen hadden, werd ons gerestitueerd. Wij zagen dan ons verzoek ten volle ingewilligdEr was recht gedaan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 541