526 van Dedem onze belangen, lees die van het Indische leger zooals hij zelf verklaarde met de grootste zorg behartigd heeft, valt daaraan nog te twijfelen? Verliezen wij mede niet uit het oog, dat de heer Kielstra in dezen den stoot gaf en daarom recht heeft op onze erkentelijkheid. Waar hij tijdens zijn politiek leven zoo herhaaldelijk hard gevallen is over zijn optreden in Indische militaire aangelegenheden, mag nu een woord van waardeering niet uitblijven voor den krachtigen steun, dien hij ons verleende. Had de heer Kielstra niet in de Kamer den handschoen voor ons opgenomen, het is meer dan waarschijnlijk, dat onze grieven den minister zóó toegelicht zouden hebben bereikt, dat wij waren afgescheept met de traditioneele beschikking, dat het verzoek niet voor inwilliging vatbaar is! Anderen steun hadden wij niet. De flauwe hoop dat misschien de Indische regeering nog tusschenbeide zou komen, om op de begane onbillijkheid te wijzen, heeft zich voor zoover bekend niet verwezenlijkt. Of zulks niet op haar weg lag? Dat make een ieder voor zich uit. Men gelieve dit opstel ten deele ook te beschouwen als een antwoord aan den hoofdofficier", die op blz. 28 van den vorigen jaargang naar aanleiding van de slotbepaling opmerkte: „De tweede alinea van de slotbepaling klinkt nog al naïef (1), het spreekt toch, dunkt ons, van zelf, dat het besluit geen terugwer kende kracht heeft". s' Hage, Maart 1895. G. P. J. Caspersz, l6te Luitenant der Genie. f k (1) De cursiveering is van mij.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 543