- 44 onderofficieren zijnde en als zoodanig met den kamerwacht onderoffi cieren belast met het halen en brengen der etensblikken, zich onwillig heeft betoond een gedeelte dier blikken weg te brengen en den klacht opmaker, zijnen meerdere in rang, die hem gelastte de blikken op te nemen, heeft geantwoord: „dat verdom ik", en op den door dezen nog tot driemalen toe herhaalden last telkens heeft geantwoord „dat verdom ik" en aan den hem gegeven last niet heeft voldaan O. dat de krijgsraad den beklaagde, thans appellant, te dier zake heeft schuldig verklaard aan „het als minder militair uitdrukkelijk v eigeren en opzettelijk nalaten een order van een superieur nate- komen, in eene andere gelegenheid dan in eene affaire tegen den vijand of in eene plaats welke dadelijk belegerd of berend is, onder verzachtende omstandigheden en hem te dier zake straf heeft opgelegd O. dat deze beslissing is onjuist; dat toch afgescheiden van de vraag of het weigeren om etensblikken te dragenin den zin der wet wel kan ivorden beschouwd als dienstweigeringin casu van dienst weigering, als bedoeld in art. 95 van het crimineel wetboek, geen sprake kan zijn daar, zooals blijkt uit de door den klachtopmaker afgelegde verklaring, de beklaagde, thans appellant hoewel na herhaalde weige ring zich eindelijk heeft bereid verklaard aan den hem gegeven last te voldoen en zeker daaraan zou hebben voldaanzoo klachtopmaker hem niet had gezegddat het toen te laat was; O. dat hieruit volgt, dat het den beklaagde, thans appellant bij introductieve klacht, ten laste gelegde niet valt onder het bereik van art. 95 van het crimineel wetboek voor het krijgsvolk te lande, doch ouder dat van art. 27 van het Reglement van krijgstucht of discipline voor het krijgsvolk te lande van de Yereenigde Nederlanden. Gelet op de artikelen 50 en 58 van 's Hofs Provisioneele Instructie; Rechtdoende In naam en van wege de Koningin Ontvangt het appèl. Vernietigt het vonnis, waarvan appèl. Verklaart den krijgsraad onbevoegd kennis te nemen van het den beklaagde, thans appellant, bij introductieve klacht, ten laste gelegde. Verwijst hem te dier zake naar de bevoegde militaire autoriteit, ten einde hem, desgeraden oordeelende, disciplinair te corrigeeren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 55