48 Ook het Indische H. M. G. heeft (utilitatis causa gedurende een reeks van jaren diezelfde leer gehuldigd, althans art. 95 C. W. niet toepasselijk verklaard op de weigering van sommige diensten in vredestijd. Vergelijkt men echter de redactie van art. 95 C. W. met die der niet tot wet verheven ontwerpen militair wetboek van 1808, 1810, 1814 en 1815, dan dringt zich de overtuiging als het ware op, dat de uitdrukking „in andere gelegenheden" wel degelijk moet worden opgevat in den ruimeren zin van in alle andere dan de vorenge noemde gelegenheden, d. i. dus ook in tijd van vrede. Deze interpretatie van art. 95 O. W., welke, op historischen grond, boven allen twijfel verheven schijnt te zijn, is dan ook steeds door het H. M. G in Nederland aangenomen, terwijl ook door het Indische H. M. G. sedert eenige jaren de woorden „in andere gelegenheden" onvoorwaardelijk worden opgevat als evenzeer op vredestijd betrek king hebbende. Hoewel art. 95 C. W. in zeer algemeenen zin strafbaar stelt de opzettelijke ongehoorzaamheid van een inferieur om aan de orders van een superieur te gehoorzamen, waardoor, bij eene letterlijke op vatting van dat artikel, het met opzet niet volbrengen van een bevel, van welken aard ook, onder het bereik der strafwet zou vallen, is de militair echter niet ten allen tijde en in alle opzichten gehoor zaamheid verschuldigd aan zijn meerdere. Niemand toch zal willen beweren, dat de mindere verplicht kan worden, aan alle gegeven bevelen zijner superieuren te gehoorzamen. Wanneer b.v. een meerdere beveelt een misdrijf te plegen, of on tuchtige handelingen te doen of te dulden, dan zal wel een ieder den mindere volkomen bevoegd achten, zulks te weigeren. In art. 67 Wetboek van Strafrecht voor Europeanen leest men o.a. het volgende „Ieder ambtenaar, ieder ondergeschikt beambte en bediende der politie, „die eenige daad van willekeur pleegt, waardoor inbreuk wordt gemaakt „op de persoonlijke vrijheid, wordt gestraft enz. Indien echter de amb tenaar zijne handeling rechtvaardigt door het bevel van zijnen hoogeren „rang, ten aanzien van zaken tot hunne bevoegdheid hehoorende, en waar din hij hem eene volstrekte gehoorzaamheid is verschuldigd, is hij vrij ge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 59