- 57
Bij sententiën definitief van het HM,G in Nederland dd° 11
Maart 1881 en 28 September 1883 is, in zoodanige gevallenart. 95
C.W. toegepast, en wel op grond van de overweging dat het doen
van exercitiën en het betrekken van een post als schildwacht eene
dienstverrichting is, onverschillig welke de aanleideude oorzaak moge
geweest zijn tot het gegeven bevel.
Hieruit zou dan volgen, dat hij, die weigert de straf van
politiekamer of provoost te ondergaan, disciplinairdoch hij die weigert
zich te onderwerpen aan het strafexerceeren of aan de strafwacht,
crimineel strafbaar zou zijn.
Salva reverentia is het ons niet mogelijk om voor dit onderscheid
eenigen redelijken grond te vinden. In beide gevallen geldt het
immers de weigering om eene straf te ondergaan en daarin nu wordt
uitdrukkelijk voorzien bij het Reglement van Krijgstucht, hetgeen
o.i. de toepassing van het C. W. uitsluit.
Na aldus te hebben nagegaan in welke gevallen de ongehoorzaam
heid van een militair aan de bevelen zijner superieuren al of niet
geoorloofd is, al of niet een misdrijf kan daarstellen, blijft ons thans nog
over te bespreken, de wijze waarop die ongehoorzaamheid zich open
baren moet, om onder het bereik der strafwet te vallen.
(Slot volgt.) A. V. L. Barre.