74
Is zulk eene macht van welgeoefende Europeesche soldaten het
Indisch leger gants niet onverschillig, bij de appreciatie dezer troepen
verzending van uit Nijmegen moet niet worden voorbijgezien, dat het
op 8 September j.l. onder kapitein Drijber van uit Amsterdam ver
trokken detachement, sterk ruim 200 man, ook zonder de Lombok
affaire omstreeks dienzelfden tijd naar Indië zou zijn gegaan en dat men
daartoe reeds verscheidene maanden te voren te Nijmegen was aan het
werk geweest, om zulk eene macht bijeen te krijgen.
Het toeval dus, dat deze 200 soldaten zoo juist van pas naar Indië
konden gaan, blijve bij onze hierna volgende beschouwingen derhalve
buiten rekening.
Als extraordinaire reserve zijn alzoo van uit Nijmegen niet meer dan
een 120 soldaten naar Indië scheep gegaan.
Dit bedroevend lage cijfer nu staat niet in verhouding tot de vele dui
zenden, welke de Koloniale Reserve jaarlijks uit Neerland's schatkist
haalt en veroordeelt ten eenenmale de door wijlen den Minister
Keuchenius bevolen oprichting van dat korps.
Die reserve, althans voor wat het te Nijmegen gelegerd gedeelte
betreft, dient daarom, naar veler meening, te verdwijnen.
Een weldaad voor den Indischen soldaat zal het echter blijven, als
van dat korps de te Zutfen gelegerde reconvalescentencompagnie
bestendigd blijve.
Een ziek Indisch soldaat, die in het Europeesch klimaat ook
volgens den geneesheer genezing hoopt te vinden, om daarna weder
in de Indische gelederen terug te keeren, evenals hij dit vaak
rondom zich ziet plaats vinden bij den Indischen officier—moet in
Nederland op zijn verhaal kunnen komen, zonder daarbij zijn mili
tairen diensttijd te onderbreken.
Die reconvalescenten-compagnie is dan ook een zegen voor menig
infirm soldaat.
Nochtans wachte men zich ook hier voor overdrijving en houde
men bij voorbeeld er geen 2 jaar lang soldaten, die gedurende al
dien tijd op krukken moesten voortstrompelen en derhalve toch niet
meer geschikt voor den Indischen dienst worden.
Met het suprimeeren onzer Koloniale Reserve te Nijmegen zou