DE VERKENNING VAN HET AANVALSVELD.
Bij het ontvangen van de 12e aflevering van den vorigen jaargang
van het Indisch Militair Tijdschrift bemerkte ik met genoegen, dat
een klein gedeelte van den inhoud was gewijd aan de cavalerie. Het
gebeurt helaas! zoo zelden, dat er iets verteld wordt van ons klein
wapen; in bedoelden jaargang waren het alleen een paar hoofdstukken,
geschreven door ritmeester Jhr. L. D. C. de Lannoij, welke m, i.
eene duidelijke voorstelling gaven van het gebruik van een peloton
cavalerie, ingedeeld bij eene colonne
Officieren van de andere wapens zullen dan ook wel niet anders
hebben kunnen zeggen, dan dat de commandant van dat peloton
cavalerie (zie I. M. T. 4e afl. van den jaargang 1894, nl.: het peloton
cavalerie dat aan de beide tochten naar Kota-Toeankoe heeft deel
genomen, 26 Juli 1889) zich met lof en ijver van zijn taak heeft
gekweten. Helaas! geen kleed zoo rein of er is een vlekje op. Dat ik
dat vlekje echter moest ontwaren in de 12e aflevering van dit tijdschrift,
onder een hoofdstuk dat een korten inhoud schijnt weer te geven van
Hoofdstuk II van „een leerboek der tactiek, geschreven door
A. Hoogeboom en G. J. C. A. Pop," dat wekte mijne bevreemding, en
gaf mij aanleiding, nog eens de 4e aflevering van dit tijdschrift ter hand
te nemen; en waarlijk, de door „Een oud-hoofdofficier"gecursiveerde
woorden stonden er in. En dat was nog niet eens alles
Op blz 317, laatste alinea, moest ik nog vinden: door een ruiter
werd, ventre a terre, aan den colonnecommandant verzocht om de geheele
cavalerie ter ondersteuning van de patrouille (van den commandant van
het peloton-cavalerie) te laten oprukken. En ik moet bekennen, dat
er niet eens bijstaat met hoeveel dagen arrest die ruiter zijne brutaliteit
heeft moeten bekoopen.
De wenschelijkheid van den voorgestelden maatregel stond toch zeker
niet aan de beoordeeling, noch van dien ruiter, noch van den comman
dant van het voorhoede-peloton-cavalerie.