r
79 -
Eerlijk bekend, mijn eerste idee was dit maar te verzwijgen, maar
denkende, dat er vroeg of laat weer iemand zou zijn die dit „uitvond",
heb ik het er maar zelf bijgevoegd. Ziet eenmaal de cavalerist zijne
fouten, dan is er nog hoop op verbetering.
Het overbrengen van dergelijke berichten schijnt „Een oud-hoofd
officier" van genoeg belang voor te komen, om dien commandant van
het voorhoede-peloton-cavalerie daarover hard te vallen.
Het zij mij vergund om althans iets bij te dragen tot afwassching van
het kleine vlekje op het kleed van een kameraad, die zich klaarblijkelijk
zoo goed van zijn taak heeft gekweten.
De eerste zonde dan, waaraan hij zich zou hebben schuldig gemaakt,
is: dat hij „verzocht nu de heuvels goed onder vuur te nemen."
Zien wij nu blz. 316 I. M. Tdan lezen wij daar dat:
„kleine patrouilles rapporteerden dat het vijandelijk vuur uit de
„kampongs ten N. en N. O. van de vlakte zeer hevig was, en dat de
„vijand stelling genomen had achter eenige heuvels, waardoor hij de
„vlakte met zijn vuur bestreek."
Iets verder: „er werd besloten weder door de vlakte naar den
„N. O. hoek van Tjadé Kedjoeroean te marcheeren."
Is het nu niet wenscheljjk dat cavaleriepatrouilles eerst de overzijde
van die vlakte verkennen, voordat de infanterie zich daarop waagt?
Is die kampongrand aan de overzijde bezet?
Dat zal een colonnecommandant toch gaarne willen weten; dus:
laten verkennen door cavalerie. Maar die cavalerie moest over die
vlakte trekken, en die vlakte werd bestreken door een vuur dat
„zeer hevig" was.
Wie zal het nu onbillijk vinden, dat de commandant van de ca
valerie het verzoek deed verzochtaan den colonnecommandant,
het vuur wat af te leiden van zijn ruiters door die heuvels (vanwaar
het zeer hevige vuur kwam) zelf onder vuur te nemen.
In de tweede plaats wordt mijn ouderen kameraad verweten, dat
hij rapporteerde dat de benting in front moest worden aangevallen
(waar wel een beetje reden toe was, omdat aan de eene zijde een
dichte boschrand, en aan de andere zijde een lagune was). Yolgens
het leerboek der tactiek van A. Hoogeboom en G. J. C. A. Pop
moet een commandant der cavalerie hebben: