IETS OVER DE OPLEIDING EN DEN WERKKRING ONZER
INTENDANTEN, NAAR AANLEIDING VAN DE
ALGEMEENE ORDER N°. 47 VAN 1894.
Bij A. O. N°. 33 van 1881 werd bekend gemaakt dat voortaan
eenige officieren van het Indische leger in de gelegenheid konden
worden gesteld om den in Nederland reeds bestaanden intendance
cursus te volgen. Reeds spoedig daarna vertrokken 3 officieren der
militaire administratie met dat doel naar Nederland, en in volgende
jaren maakte een-percentsgewijze gerekend-vrij groot aantal officieren
van dat korps van deze gelegenheid gebruik, om hun kennis te ver
meerderen.
Intusschen wachtten degenen, die na afloop van den cursus in
Indie waren teruggekeerd, te vergeefs op eenige nadere regeling van
hun positie; men voelde toch dat het niet aanging hen, die, wat een
opleiding tot intendant heette te zijn, met vrucht hadden genoten,
wat betreft de opname in het korps intendanten, in alle opzichten
gelijk te stellen met anderen, die die opleiding niet hadden genoten.
Eindelijk - 13 jaar later werd bij A. O. N°. 47 van 1894 be
kend gemaakt, dat voortaan voor de aanvulling van het korps intendanten
bij voorkeur in aanmerking zullen komen officieren van het korps
kwartiermeesters, die den volledigen intendance-cursus met vrucht
hebben doorloopen.
Men kan dus niet zeggen dat het een overhaast besluit is geweest,
en men mag wel aannemen, dat de genomen maatregel rijpelijk over
wogen zal zijn en toch maakt het den indruk alsof het tegenover
gestelde het geval is
Vooreerst wat is hier de beteekenis van „bij voorkeur"? Wil
men er mêe te kennen geven dat voor het behoorlijk vervullen van
den dienst van intendant bij het Indische leger een opleiding aan den
intendance-cursus vereischt wordt, en dat alleen als er absoluut geen