113
de wapenen te doen opvatten. Vóór het uitbreken van den oorlog
en nog daarna heeft China alom de verzekering gegeven, dat het
geen vijandschap jegens Japan in den zin heeft gehad en niets
dan den vrede begeerde. De gewichtige documenten door de Times
gepubliceerd, waarvan de inhoud volgens haar zeggen reeds lang aan
Japan bekend waa, brandmerken die Chineesche voorstellingen als
beslist onwaar. De eerste van bedoelde memoriën is van zekeren
Tsjang-peilong, lid van den Raad van toezicht, opgesteld in 1882.
Hij noemt daarin Japan een dreigement: „Wel geniet in Japan de
regeering geen vertrouwen bij het volk, strijden de partijen van
Satsoema en Tsjosjin voortdurend om de heerschappij, staan de
financiën slecht, komt er al meer en meer een ontevreden geest in
het land, is het militaire element niet behoorlijk ingericht, waardoor
het gehalte der troepen miuder is dan dat van Li-Hoeng-Tsjang's
soldaten, doch in spijt van dit alles streeft Japan naar machts
vertoon, heeft het zich niet slechts de Lioe Kioe-eilanden (1) toe
geëigend, doch smeedt het ook aanslagen tegen Korea. Dus is het
noodig bijtijds het dreigende gevaar te keeren en eens voor al China's
overmacht over zijn buur te staven."
Na onderzoek door het legerbestuur, zond de keizer dit schrijven
aan Li-Hoeng-Tsjang met den last zijn oordeel uit te spreken.
De groote staatsman hecht zijne volledige instemming aan de in
zichten van Tsjang-peilong: beiden gevoelen evenzeer de noodzake
lijkheid om zich ten oorlog toe te rusten. Echter noemt Li niet
Korea, doch de quaestie der Lioe-Kioe-eilanden de beste aanleiding
om later tot eene breuk te komenimmers China heeft onbetwistbare
rechten op dit vroegere koninkrijk....
"Verder blijkt uit genoemde documenten duidelijk, dat, hoezeer
China in de toekomst eenen oorlog moest entameeren, de verderfelijke
invloed van het bestuur nochtans eerst moest zijn opgeheven alvorens
tot vijandelijkheden ko'n worden overgegaan.
En zoo stond dan de noodzakelijkheid van den oorlog reeds jaren
lang in China vast, op het oogenblik dat Li-Hoeng-Tsjang met graaf
(1) Deze eilandenreeka, welke in 1609 Japan's suzereiniteit erkende, doch aan China
tevens schatplichtig bleef, werd in 1872 in bezit genomen. In 1879 werd de Koning
gemediatiseerd, waarmede de definitieve inljjving voltooid was.