128
reerd wordt, maar als een aandenken aan den grooten zeeslag te
Tokio in haren beschadigden toestand bewaard zal worden. (1)
Reeds in de algemeene inleiding wezen we bij de bespreking der beide
vloten op de verschillende meeningen, welke na den hevigen zeestrijd
geuit werden. "Vertegenwoordigers der pers haastten zich om personen
te interviewen, wier naam op maritiem gebied een goeden klank heeft.
Die meeningen, van zoo bijzonder veel gewicht bij eene studie van den
slag, kunnen wij hier ter plaatse onmogelijk aanhalenwe moeten
ons bepalen tot een kort résumé van enkele harer.
Door velen wordt het groote succes van Japan in hoofdzaak toe
geschreven aan zijn zwaar snelvuurgeschut en het gebruik van
brisante springmiddelen; dit zou ook de reden geweest zijn, dat de
Japansche vloot den strijd voornamelijk op zulken grooten afstand
(3 KM.) voerde, dat het overwicht zijner kanonnen op die der tegen
partij het grootste was.
De aanwending van hout, vooral voor den bovenbouw, moet zooveel
mogelijk vermeden worden. (2) China had dit in het treffen van 25
Juli reeds ingezien en nagenoeg geen sloepen meegevoerd, terwjjl
de davids verwijderd wareD. Toch hadden alle in meerdere of min
dere mate door brand geleden. De groote pantserschepen (type
Ting-joeën en Tsjen-joeën) bleken volgens enkelen bestand tegen de
zwaarste projectielen van kruisers, waaruit blijkt, dat de pantsering
beter beveiligt, dan dikwerf uit proeven besloten wordt. (3) Men
diene hierbij echter in aanmerking te nemen, op welken afstand zij
door het zwaarste geschut beschoten zijn geworden.
De waarde der zoo gevreesde torpedobooten is niet gebleken,
doch zij stonden alleen ter beschikking van de Chineesche vloot en
waren niet in orde, daar ze slechts 14 a 15 knoopen vaart verkrij
gen konden. Op grond daarvan zijn gevolgtrekkingen te dien opzichte
zeer gewaagd.
(1) Bovenstaande bijzonderheden aangaande den Jaloe-slag zijn voor een belangrjjk
gedeelte ontleend aan de officieele Japansche rapporten, voorkomende in „The Naval
battle of Haiijang bjj Jukiohi Inouye." Zéér interessant is ook een betreffend opstel
voorkomende in de Marine—Rundschau (Februarheft 1895).
(2) Sir Edward J. Reed in the Army and Navy Gazette bl. 826.
(3) M. Weyl in the Yacht; Sir George Clarke in „Fortification," ec. pag. 239.