154
deling van al deze ziekten, welke een boekdeel zouden vullen,
Wij zullen due ons tevreden stellen met het geven van voorschriften,
zoowel algemeene als bijzondere, noodig bij muildieren in tropische
landen.
De muildieren mogen niet jonger zijn dan vijf jaren. Als trekbeesten
moeten zij een breede croup en borst hebben, een dikken hals,
sterke beenen, niet alleen goed gevormd, maar ook die zich goed neer
zetten, korte zijden, ronde ribben.
Platte ribben en hangbuik gelden voor kenteekenen van dieren, waar
van de werkkracht niet in evenredigheid is aan de hoeveelheid
voedsel, die voor hen noodig is.
Zwarte muildieren met witten buik en mond en een witten kring om
de oogen zijn van hooge waarde, evenals de aschkleurige muildieren
en de muiskleurige, wanneer zij een kruis op den rug hebben, gestreept
zijn aan de beenen en roode vlekken aan zijden, neusgaten en beenen.
Muildieren van steenroode kleur kunnen het best tegen de zon.
Grijze en witte zijn klierachtig en houden het niet lang uit.
Een periode van acclimatisatie zonder werken is volstrekt nood
zakelijk. Het dier kan gezegd worden eerst dan geacclimatiseerd
te zijn, wanneer het nieuwe haar te voorschijn komt terzelfder tijd
dat het oude uitvalt.
Het graanvoedsel moet worden uitgedeeld, 's ochtends en 's avonds,
in den rusttijd en op het uur van halt houden te velde. In den
marsch moeten zij gevoed worden met hun geliefkoosd voedsel;
indien dit niet te krijgen is, zal het goed zijn een weinig zout in
het eten te doen.
De beladen of de aangespannen muildieren mogen geen anderen
gang aannemen dan stap.
De geleiders moeten een zacht en geduldig karakter hebben. Het
harnachement moet altijd in goeden staat en goed passend zijn, want
indien in den loop eener expeditie in de tropen, muildieren wonden
krijgen die behoorlijk verzorgd worden, doch waarbij zij niet behoor
lijk rustig in den stal kunnen verblijven, zullen die wonden nooit
genezen en blijft er ten slotte niets anders over dan de dieren af te
maken.