EXCURSIE IN APRIL 1883 NAAR KROENG-RABA. De politieke toestand te Atjeh in April 1883 was niet gunstig. De berichten toch, die in de laatst verloopen dagen bij ons bestuur ontvangen werden, wezen op eene verhoogde werkzaamheid der oorlogspartij en ook op vrij ruime middelen, waarover haar aanvoer ders schenen te kunnen beschikken. De zooveel vertrouwen inboezemende woorden van den afgetreden civielen gouverneur Pruijs van der Hoeven, dat de meest invloedrijke hadathoofden, die zich aan onze zijde geschaard hadden, wel hunnen invloed ten onzen gunste zouden aanwenden, bleken helaas! op geen goeden grond te steunen. Was de toestand in de XXII Mcekims bepaaldelijk ongunstig, wijl daar herhaaldelijk vijandelijke benden zich bewogen zonder door de bevolking daarin gehinderd te worden, in de XXYI Moekims verdween weldra Toekoe Brahim (die voor de rust in die streek zoude instaan), toen Njaq Hassan er verscheen. Met een goed voorbereid oorlogsplan viel daarop Njaq HassaD ook in de IV Moekims en bleek het dra aan ons bestuur, dat Tjoet Bantah, het Hoofd dier Moekims, op bedekte wijze en ook nagenoeg al zijne ondergeschikte HoofdeD, op de meest ondubbelzinnige wijze met den vijand der Nederlanders heulden. Een flink machtsvertoon in de IV Moekims onzerzijds kon dus niet uitblijven, te eerder nu verschillende onrustbarende berichten dagelijks bij ons binnenkwamen. Wist namelijk de controleur van Olehleh mede te deelen, dat de mannelijke bevolking der VI Moekims nagenoeg geheel afwezig was, en dat Tengkoe di Tirou de IV Moekims bezocht had, van den militairen commandant van Oleh-Karang vernam de kolonel Schafer, dat Penajong door Toekoe Njaq Hassan 's lieden zoude aangevallen worden. De militaire commandant van Atjeh, kolonel Schafer, deed daarom

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 191