171 den 3en April 1888 door eene colonne, sterk 250 bajonetten van het 3e bataljon, een sectie kanons 8 cM. B., waarbij zich nog detachementen van Olehleh en Boekit-Seboen aansloten, nagenoeg alle bewoonde oorden der IV Moekims doorzoeken, welke tocht alleen tot de wetenschap leidde, dat ook in die Moekims slechts een zeer klein deel der mannelijke bevolking aanwezig was. Den 7™ d. a. v. berichtte Toekoe Njaq Mohamad der IX Moekims, een in die dagen bij ons zeer gunstig bekend staand Hoofd, dat zich eene bende van 500 Atjehers te Boekit-Daroe genesteld had, welk bericht in den daaropvolgenden nacht door Tjoet Bantah aangevuld werd met de mededeeling, dat de vijand zich thans te Monblangain de kloof van Glé-Taroem ophield. Het in den vroegen morgen van den 8,n April van Olehleh naar Boekit-Seboen te dirigeeren transport werd dientengevolge met een peloton cavalerie en eene sectie kanons van 8 cM. versterkt, terwijl ten overvloede van uit Kota-Radja, over Ketapang-Doea, eene macht van 150 Amboineezen op Pakan-Badak werd gedirigeerd, om deu vijand in den rug te komen. Het transport bereikte evenwel zonder bijzondere ontmoetingen Boekit-Seboen. Deu 8on April rapporteerde Tjoet Bantah, dat zich behalve de bende te Monblanga, nog veel slecht volk te Kroeng-Raba ophield, nabij den Glé-Loedapas, dat deze lieden de benting van den post houder eu de brug te Kroeng-Raba bezet hadden, dat de aanvoerders der gezamenlijke strijdkrachten van den vijand, die op minstens 600 man moest worden geschat, Toekoe Njaq Hassan, Toekoe Oessin (Longbattah), Toekoe Njaq Ali Pager Ajer, Panglima Njaq Bintang, Toekoe Njaq Pa en Toekoe Oesoef waren en voorts dat de Lepongers voornemens waren zich bij de benden aan te sluiten. Deze mededeelingen werden den 9den April nog gecompleteerd door het bericht, dat de vijand thans de beide oevers der Kroeng-Raba bezet had en zich verder, behalve in de benting van den posthouder, ook in de oude versterkingen eu de ruïne van den steenen missigit gelegerd had, voorts dat de vijand van af den missigit tot kampong Loknja kuilen had gegraven, ten einde onze troepen van uit die dekkingen goed te kunnen bestoken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 192