197 een en ander, tenzij de straf in haar geheel is kwijtgescholden; d. aan de weduwe, die uitgesloten of ontzet is van de voogdij over hare kinderen. Artikel 3. Indien de militair, die sneuvelde of binnen een jaar na het bekomen van in en door den dienst ontstane ziels-of lichaamsgebreken overleed aan de rechtstreeksche gevolgen dier gebreken, geen weduwe naliet, maar wel een of meer wettige of door een huwelijk gewettigde kinderen, dan wordt aan die kinderen, behoudens het bepaalde in artikel 4, 5, 9 slotalinea en 18, een geldelijke onderstand toegekend ten laste van de begrooting van Nederlandsch-Indië. Die onderstand wordt, behoudens de uitzonderingen hierboven aangeduid, mede toegekend aan de wettige of door een huwelijk gewettigde kinderen des overledenen 1°. indien hunne moeder of stiefmoeder krachtens punt b, c of d van artikel 2 niet in het genot van pensioen kan worden gesteld 2°. indien hunne stiefmoeder dat pensioen mist ingevolge punt a van het sub 1 genoemde artikel; 3°. indien het pensioen der moeder of stiefmoeder vervalt ingevolge artikel 10, of wel wordt ingetrokken ingevolge artikel 12. Artikel 4. Geen onderstand wordt verleend: a. aan kinderen, die op het oogenblik van het overlijden huns vaders het negentiende levensjaar waren ingetreden, gehuwd waren, of wel eene betrekking bekleedden, waaraan eene bezol diging ten laste van den Staat of van de geldmiddelen zijner Koloniën of bezittingen is verbonden en waarvan het bedrag dat van den onderstand overtreft of daaraan gelijk is b. aan kinderen geboren uit of gewettigd door een huwelijk, dat voltrokken werd na het ontstaan der ziels- of lichaamsgebreken, aan welker rechtstreeksche gevolgen de vader overleden is c. aan kinderen, die veroordeeld zijn tot een der straffen, bedoeld in artikel 2 sub. c, tenzij de straf in haar geheel is kwijtgescholden. Artikel 5. Aan personen, tegen wie rechtsingang is verleend; wegens misdrijf

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 218