201
den onderstand deelhebbende kinderen in het genot treedt van
eene bezoldiging ten laste van den Staat of van de koloniale
geldmiddelen, waarvan het bedrag dat van den onderstand over
treft of daaraan gelijk is
c. van en met den dag, waarop een vonnis in kracht van gewijsde
gaat, waarbij het laatste der aan den onderstand deelhebbende
kinderen is veroordeeld tot een der staffen, bedoeld in artikel 2 sub c;
d. voor zooveel onderstanden betreft, verleend ingevolge de 2e alinea
van artikel 3 van en met den dag, waarop de moeder of stief
moeder in het genot treedt van pensioen.
Houdt de hierboven sub b. bedoelde bezoldiging op, of wordt zij
verminderd tot een bedrag lager dan dat van den vroeger genoten
onderstand, dan wordt opnieuw onderstand verleend, in het laatste geval
tot dat bedrag verminderd met het bedrag der bezoldiging.
Bij iedere wijziging in het bedrag der bezoldiging wordt, zoo noodig,
de regeling van den onderstand herzien, in dier voege dat aan onderstand
niet meer maar ook niet minder wordt uitbetaald dan hetgeen de
bezoldiging minder bedraagt dan de oorspronkelijk genoten onderstand.
Artikel 14.
Indien het laatste der aan den onderstand deelhebbende kinderen
in het genot treedt van eene bezoldiging ten laste van den Staat of
van de koloniale geldmiddelen, die minder bedraagt dan de onderstand,
dan wordt deze, van en met den eersten der maand, waarin de be
zoldiging aanvangt, met haar bedrag verminderd.
Bij wijziging van het bedrag der bezoldiging is het laatste iid van
artikel 13 toepasselijk.
Artikel 15.
De pensioenen en onderstanden zijn, na overlegging van de vereischte
bewijsstukken betaalbaar
in Nederland telkens in de laatste maand van het kwartaal waarover
de betaling loopt;
in Nederlandsch-Indië na den afloop van elke maand
een en ander behoudens het bepaalde bij artikel 69 der wet van 23
April 1864 (Staatsblad Ho. 35, Indisch Staatsblad No. 106).