209
hem ondersteund, geen aanspraak hebben op „een jaarhjkschen
onderstand" (1).
(1) Zoo is mij een geval bekend van een op Atjeh gesneuvelden kapitein, die gewoon
was zjjne moeder te ondersteunen, waarmede zijne weduwe voornemens was voort te
gaan.
Ik merkte haar op, dat hare schoonmoeder recht heeft op „onderstand" kraohtens
Indisch Staatsblad 1875, No. 92 en naar mij werd medegedeeld, ivordt dit reoht ook
door den Minister van Koloniën erkend!
Het verschil tusschen de beide Staatsbladen komt zonneklaar uit bjj het sneuvelen
van de Oversten van Lawick van Pabst en Fraokers op Lombok.
De Overste P. van Lawiek van Pabst laat na niet alleen eene weduwe met kinderen,
maar ook zijne moeder en onverzorgde zusters, die hij geregeld ondersteunde.
Zijne weduwe en kinderen erlangen landspensioen kraohtens Staatsblad 1889, No 214.
Zijne moeder en zusters behooren tot degenen, in wier lot Staatsblad 1875, No. 92,
heeft willen voorzien: omdat die familiebetrekkingen door zijn sterven in geldelijken
nood zijn geraakt.
Maar zijne moeder heeft een pensioen van f 80.'smaands!
Welnu, wat zou dat?
Genoot zij dat ook niet tijdens het leven van baren zoon, die niettemin van zijne
beperkte inkomsten reeds als Luitenant en Kapitein, zelfs gedurende zijn verlof naar
Nederland, moeder en zusters ondersteunde en voornemens was zijn onderstand belang
rijk te verhoogen, zoodra hij onder gewone omstandigheden in het genot van zijn
activiteitstraktement zou zjjn gekomen.
De vervulling dier taak rust nu op de Regeering.
De Luitenant-Kolonel Fraokers, zelf kinderloos, was gewoon zijne schoonzuster Me
vrouw de weduwe Meijer, geboren Heijligers en hare kinderen te ondersteunen.
Door zijnen dood heeft nu zijne weduwe aanspraak op een landspensioen van 750.—
en zijne schoonzuster op een onderstand, waarvan het bedrag wordt bepaald door den
Minister van Koloniën, omdat Mevrouw de weduwe Meijer te Breda woont.
De oorlog drukt wel zwaar op laatstgenoemde. In een ijlende Atjehkoorts sprong
haar echtgenoot in het water en verdronk.
Zijne weduwe maakte m.i. terecht aanspraak op Landspensioen, doch dit werd
geweigerd.
Dat pensioen werd echter toegekend aan mevrouw K. wier eohtgenoot weinige dagen
na zijn aankomst insgelijks aan Atjehkoortsen bezweek.
Welk eene spitsvondige ondersoheiding
Mag de onthouding van het pensioen aan mevrouw Meijer niet worden genoemd
een haar aangedaan onrecht?
En zou nu het Bneuvolen van haar zwager niet kunnen worden aangegrepen als
een welkome gelegenheid, om door de vaststelling van het cijfer van den onderstand
het onrecht zooveel mogelijk te herstellen?
Bij Gouvernementsbesluit van 23 Mei 1895 No. 6 is voor 1894 een understand van
f 490. toegekend aan do moeder en drie zusters van den op 27 Augustus 1894 op het
eiland Lombok gesneuvelden Luitenant-Kolonel der Infanterie P. van Lawick van Pabst.