210 Dit is een dwaling, naar het mij voorkomt. De echtgenoote of wettige en gewettigde kinderen van militaire landsdienaren hebben „recht op pensioen of onderstand", krachtens Staatsblad 1889, No. 214. De overige familiebetrekkingen, die door den dood des gesneuvel den aan „geldelijken onderstand dringende behoefte hebben", hebben daarop aanspraak krachtens Staatsblad 1875 No. 92. Onverschillig dus of een in de gegeven omstandigheden gesneuvelde, omgekomen of overleden landsdienaar een echtgenoote, met of zonder kinderen, achterlaat, hebben recht op onderstandzijne moeder, zijne natuurlijke wettelijk erkende kinderen en andere betrekkingen, die in hem hun steun verliezen. Die betrekkingen onverschillig in welken graad en al zijn die ook eerst ontstaan door wettiging of erkenning na den strijd, door eene erkenning bij testament, door eene wettiging bij brieven door den Gouverneur-Generaal verleend, omdat de ontijdige dood van den lands dienaar een wettiging door huwelijk verhinderde (art. 274 B.W.), die betrekkingen hebben aanspraak op een jaarlijkschen onderstand. Door het bezigen van het woord „familiebetrekkingen" dat een zeer ruimen zin heeft en, bijvoorbeeld, ook omvat: „stiefkinderen, schoonouders, wettige of erkende kinderen boven 18 jaar, enz." maakt de Wet geen onderscheid, weshalve bij hare toepassing ook geen onderscheid gemaakt mag worden. Ten aanzien van een burgerlijken Europeeschen landsdienaar valt op te merken, dat ook diens weduwe en wettige of gewettigde, dan wel wettelijk erkende kinderen in de gegeven omstandigheden, krach tens Staatsblad 1875, No. 92, aanspraak hebben op onderstand, als „niet vallende onder het bereik van genoemd reglement (Staatsblad 1889, No. 214)", dat alleen betrekking heeft op militaire landsdienaren. Sterft dus in of door 's lands dienst een burgerlijk ambtenaar b.v. in een strijd met roovers, opstandelingen of andere vijanden (1), (1) We lezen b.v. in het Bat. Nieuwsblad van 28 November 1889, No. 47 „Door mevrouw A. van der Vlist, weduwe van den, op 5 Februari 1885 bij Men- tidoeng gesneuvelden, controleur le klasse bij het Binnenlandsch Bestuur op de bezit tingen buiten Java en Madoera F. van Braam Morris, is het verzoek gedaan om verlenging van den termijn, waarvoor haar, haar kind en haar stiefkinderen onder stand is toegekend."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 231