215 Het enkele feit nu, dat een landsdienaar, vooral van inferieuren rang, een gedeelte van zijn traktement afzondert om zijne moeder of een ander familielid te ondersteunen en dat die ondersteuning wordt aangenomen dit feit geldt m i. als bewijsdat de betrek kingen „daaraan dringende behoefte hebben." Zoolang nu de eigen inkomsten der moeder, in het aangehaalde voorbeeld, slechts bedragen f 600.— 'sjaars, houdt de „dringende behoefte" niet alleen stand, maar wordt doorgaans nog grooter, indien de onderstand van den overleden landsdienaar ook strekte ter voor ziening in de behoeften van jongere broeders of zusters. Vergelijken we eens Staatsblad 1875, No. 92, met soortgelijke bepalingen van het B. W, b. v. artt.: „1366. Een ieder is verantwoordelijk, niet alleen voor de schade welke hij door daad, maar ook voor die, welke hij door zijne nalatigheid of onvoorzichtigheid veroorzaakt heeft. 1367. Men is niet alleen verantwoordelijk voor de schade, welke men door zijne eigene daad veroorzaakt, maar ook voor die, welke veroorzaakt is door de daad van personen voor welke men aansprakelijk is, of door zaken welke men onder zijn opzicht heeft. 1370. Ingeval van moedwilligen of onvoorzichtigen dood slag, hebben de overblijvende echtgenoot, de kinderen of de ouders van den nedergeslagene, die door zijnen arbeid plegen te worden onderhouden, eene rechtsvordering tot schadever goeding, te waardeeren naar gelang van den wederzijdschen stand en de fortuin der personen en naar de omstandigheden (1). Bij die vergelijking springt het in het oog, dat Staatsblad 1875, No. 92, in één opzicht een uitgebreiderdoch in een ander opzicht een beperkter zin heeft dan de aangehaalde artikelen van het B. W. Het Staatsblad toch spreekt van „familiebetrekkingen", welk woord niet alleen omvat „de overblijvende echtgenoote, de kinderen of de ouders" maar ook andere bloed- en aanverwanten „van den nedergeslagene." (1) Bij de beraadslaging over art. 1370 1. 1406 N. B. W. werd voorgesteld de vergoeding niet te beperken tot de geledene schade, maar die ook uit te strekken tot «winstderving." Dit voorstel werd niet aangenomen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 236