12
zijne legeraanvoerders te wijzen. Een generaal Soengde ziel van
den tegenstand in Mantsjoerije, de eenige die den Japanners (bij de
Mo-Thian-Ling pas) eene nederlaag wist toe te brengen, verdient met
eere genoemd te worden. Admiraal Tingdie terecht moest staan
wegens hulpweigering en lafhartigheid, doch vrij werd gelaten op
aandrang van vreemde officieren, welke dreigden hun ontslag te nemen,
is eene edele, heldhaftige figuur. En niet het minst de reeds genoemde
Li-Hoeng-Tsjang, die wel gedurende den oorlog van zijn geel zijden
kleed, de pauwenveer en den mandarijnenknoop, teekenen zijner waar
digheid, beroofd werd, doch niettemin een staatsman is, waarop het ge-
heele Chineesche rijk, ware het niet zoo diep gezonken, trotsch zoude zijn.
Voor zoover we iets konden vinden van de „legerorganisatie",
het ondervolgende.
De Chineesche krijgsmacht bestaat uit de volgende groepeeringen (1)
a. Het Keizerlijke Mantsjoe-leger (8 vendels) ontstaan uit de
Mantsjoes, Mongolen en Ohineezen, welke in den aanvang der 17e eeuw
de Ming-dynastie onverwierpen. Het is nog op dezelfde wijze ingericht
als ten tijde van dien inval, en bestaat uit 678^ Mantsjoe-, 221 Mongolen-
en 226 Chineezen-compagnieën, die niet als tactische, doch eenvoudig
als administratieve eenheden te beschouwen zijn.
Het is verdeeld in het leger van Peking, van de Chineesche en
dat der overige provinciën. De waarde dezer troepen, te zamen
minstens 270.000 man, is door gebrek aan organisatie en oefening
zéér gering.
b. Het groene vendel der Chineesche Provinciën. Dit leger van
490.000 man, in de provinciën gerecruteerd, staat onder hare ver
schillende gouverneurs. Ook de waarde hiervan is onbeteekenend.
c De gedisciplineerde troepennaar schatting bestaande uit 57000
man keizerlijken en 270.000 man onder bevel der gouverneurs.
Zij werden uit gedeelten der beide voorgaande groepen op Euro-
peesche wijze geschapen en vormen het eigenlijke leger.
In eenige provinciën o.a. Petsjili, waar zij onder bevel staan van
den onderkoning Li-Hoeng-Tsjangheeten zij vrij goed.
d. De Militie-troepen van Mongolië en Tibetongeveer 162.000
(1) Von Löbell's Jakresberichte.
c