219
stand is toegekend aan mevrouw de weduwe Van Braam Morris (1),
niettegenstaande deze pensioen geniet als weduwe van een controleur.
Het genot van een pensioen kan dus best samengaan met een
„dringende behoefte aan onderstand."
Het een sluit het andere niet uit.
Staatsblad 1860, No. 27, kent recht op Landspensioen of onder
stand toe boven en behalve het pensioen of den onderstand uit het
militair weduwen- en weezenfonds, tengevolge der daarvoor gedane
stortingen.
Dat, bovendien, het genot van „onderstand" geen hinderpaal is
om ook in rechten „schadevergoeding" te eischen, blijkt uit het
zooeven aangehaalde arrest van 2 Januari 1874 (2).
Met de „dringende behoefte aan onderstand" is het als met boven
besproken schadevergoeding bij „onvoorzichtigen doodslag" volgens -
art. 1370 B. "W. te waardeeren naar gelang van den wederzijdschen
stand en de fortuin der personen en naar cle omstandigheden.
Vooral dit laatste komt m. i. in aanmerking. Het spreekt toch
van zelf dat, in den regel, de behoefte „dringender" is bij iemand
met een pensioen van f 1200.en onverzorgde kinderen, dan bij
iemand, die kinderloos is, al beloopt haar pensioen slechts f 600.—
En hoe staat het met het bedrag van den onderstand
Hierbij gaat de Regeering op echt Koninklijke wijze te werk, door
niet alleen de geledene schade te vergoeden, maar ook winstderving (3).
De Staat schijnt er rekening mede te houden, dat de ontijdige
dood van den landsdienaar hem de gelegenheid beneemt carrière
te makeD, en zijnen familieleden, van de daaraan verbondene grootere
inkomsten te profiteeren.
Hieruit toch laat het zich verklaren, dat ofschoon een landsdienaar
slechts f 20.'s maands of f 240.'s jaars delegeerde aan zijne
moeder, deze niettemin een onderstand bekomt van f 300.— die
jaarlijks in één termijn wordt uitgekeerd.
Dit is ook het geval met de, door een op Atjeh gesneuvelden
(1) Zie noot (1), blz. 210.
(2) Zie noot (2), blz. 211.
(8) Zie noot (I), blz. 215.