220
kapitein, nagelaten moeder, die echter aanspaak heeft op grooteren
onderstand
En waarom
Omdat haar zoon, sedert zijne bevordering tot kapitein, wel zijne
delegatie niet verhoogde, doch jaarlijks tegen den winter, f 150
overmaakte.
Is dit laatste door belanghebbende onvermeld gelaten bij haar
verzoek om onderstand, zij heeft het aan zich zelve te wijten, dat
die schade haar niet wordt vergoed.
Niets verhindert echter het verzuim te herstellen en het feit der
extra-toelage b v. door duplicaat-wissels, brieven van den overledene,
enz. te bewijzen aan den Burgemeester of ander hoofd van plaatselijk
bestuur, die daarvan melding kan maken in zijn certificaat, waarbij
„de dringende behoefte" aan onderstand wordt geconstateerd.
Op deze wijze wordt, overeenkomstig 's Konings wil, voorzien in
het lot van hen, die.tengevolge van het op bovenomschreven wijze
sterven van familiebetrekkingen, in geldelijken nood geraken.
De kot te inhoud van Staatsblad 1875, N°. 92, kan aldus worden
samengevat.
De geldelijke schade door „het op bovenomschreven wijze sterven,"
van een landsdienaar, civiel of militair, aan zijne betrekkingen ver
oorzaakt, vergoedt de Staat door het verleenen van onderstand, indien
in hun lot niet wordt voorzien door Staatsblad 1889, N°. 214,
en de betrekkingen daaraan dringende behoefte hebben.
De „dringende behoefte" is de éénige eisch, waaraan voldaan moet
worden om den onderstand te erlangen en te behouden.
Maakt een leeftijd van 18 jaar een einde aan den onderstand,
krachtens Staatsblad 1860, N°. 27, verleend aan kinderen van mili
taire landsdienaren, dat is niet het geval bij onderstanden die geba
seerd zijn op Staatsblad 1875, N°. 92.
Dit spreekt niet van leeftijd.
En wat is hiervan het gevolg?
Dat b.v. een negentien- of meerderjarig kind, door geestes- of
lichaamsgebreken buiten staat voor zichzelf te zorgen, voortdurend
aanspraak heeft op „onderstand", indien het daaraan dringende behoefte
heeft, d. w. z. geen eigen vermogen bezit om in zijn onderhoud te voorzien'