222 Bezwijkt hij in of door den strijd, de Staat moet voor zijne fami liebetrekkingen zorgen. Geen aarzeling is dus geoorloofd bij de ver vulling zijner plichten als landsdienaar. Bovendien ontheft de ontijdige dood des landsdienaars den Staat van de verplichting tot uitkeering van, vaak verhoogd, pensioen, waar van zijne betrekkingen mede zouden hebben kunnen profiteeren. Ook van een financieel standpunt zijn dus de bepalingen in quaestie zeer rationeel. Er is, als het ware, tusschen den Staat en zijn dienaar een weder- keerig contract gesloten, door laatstgenoemde met zijnen dood, in en door 's Lands dienst, bekrachtigd, en dat nu ook door den Staat moet worden nagekomen door het verleenen van onderstand aan de nage laten betrekkingen, indien dezen daaraan dringende behoefte hebben. Verkeert men in dat geval, men late zich niet door valsche schaamte weerhouden op dien onderstand aanspraak te maken. Schaamde men zich niet, de ondersteuning aan te nemen van een zoon, broeder of ander familielid, die wellicht daardoor een klein deel eener groote schuld vrjjwillig voldeed, men schame zich ook niet zjjne rechten te doen gelden op den Staat en de betaling te vorderen zijner schuld, die men een „Eereschuld" zou kunnen noemenomdat de Staat in vele gevallen niet tot voldoening daarvan gedwongen zou kunnen worden. De Staat is dus: „debiteur" en geen „weldoener", al doet het woord „onderstand" ook aan dit laatste denken. Gesteld eens, de overledene had een levensverzekering genomen ten name zijner moeder; zou deze dan aarzelen haar recht daarop te doen gelden Voorzeker niet; „maar," zal men misschien zeggen, „recht opeen verzekerde som is geheel iets anders dan recht op onderstand." Ongetwjjfeld, het verschil tusschen die beide „rechten" is groot, zéér groot zelfs, vooral wanneer men rekening houdt met den prijs door den landsdienaar daarvoor betaald. Het recht op de levensverzekering kostte hem eenig geldhet recht op onderstand kostte hem zijn leven! En op zulk een duur gekocht „recht" zouden zijne betrekkingen geen aanspraak maken?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 243