267
7. Zij genieten reis- en verblijfkosten, transportmiddelen, verpleging
in de militaire ziekeninrichtingen en (ook voor hun wettig gezin) over
tocht van Nederlandsch-Indië naar Nederland en omgekeerd op den voet
van hetgeen voor adjudant-onderofficieren op maandelijksch traktement
dienende is of wordt bepaald.
8. Behoudens het bepaalde in artikel 3 2 en 3 wordt met en door
hunne benoeming tot onderluitenant hun loopend dienstverband opgeheven
en doen zij atstand van alle aanspraken op een gratificatie, ontleend aan
het Koninklijk besluit van 5 Maart 1888 n°. 17 (Indisch Staatsblad n°. 81).
9. Zij zijn, wat hunne pensioensvooruitzichten betreft, geheel gelijk
gesteld met tweede luitenants; doch alleen voor zooveel zij öf minstens
zes effectieve jaren in den graad van onderluitenant hebben gediend öf
wel den dienst moeten verlaten wegens voortdurende ongeschiktheid voor
den dienst zoowel in als buiten Europaniet het gevolg van eigen moed
willige handelingen of van ongeregeld gedrag.
Overigens hebben zij slechts aanspraak op gagement, zooals dit aan
adjudant-onderofficieren toekomt, met dien verstande, dat zij geen recht
°P gagement wegens volbrachten dienst kunnen doen gelden, zoolang zij
niet minstens vier effectieve jaren in den graad van onderluitenant hebben
gediend.
10. Aan onderluitenants, die minstens zes effectieve jaren in dien graad
hebben gediend, kan door den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-
Indi'eop hun verzoek, verlof naar Europa worden toegestaan en wel:
a. voor den tijd van één jaar, bijaldien zij laatstelijk meer dan tien
jaren onafgebroken in Nederlandsch-Indië hebben gediend;
b. voor den tijd van twee jaren of korter, in overeenstemming met het
hun verleende geneeskundige certificaat, bij aid ien een verblijf in Europa
tot herstel van gezondheid voor hen noodig geoordeeld wordt,
een en ander echter alleen bijaldien de Commandant van het Leger
en Chef van het Departement van Oorlog in Nederlandsch-Indië
prijs stelt op hun terugkeer als onderluitenant.
Op alle krachtens deze paragraaf verleende verloven zijn, behoudens
het bepaalde bij 7, toepasselijk de bepalingen omtrent het verleenen
van verlof naar Europa aan tweede luitenants van het leger in Neder
landsch-Indië.
Art. 2.
1. De onderluitenants der Infanterie worden benoemd door den Com
mandant van het Leger en Chef van het Departement van Oorlog in