270
en dienstrapporten, uitsluitend mondeling en zooveel mogelijk op het
terrein afgenomen; zij mogen hoegenaamd geen schoolsch karakter dragen.
Zij omvatten:
de praktische toepassing van:
1. de recruten-, compagnies- en bataljonsschool;
2. het voorschrift op den velddienst van het Nederlandsch-Indische
leger;
3. het voorschrift voor de schietoefeningen met het achterlaadgeweer
klein kaliber bij de Infanterie met bijvoegsel;
4. de voorschriften voor het gevecht van, en tot het houden van oefe
ningen bij de Infanterie;
5. het voorschrift voor het onderricht in het bajonetschermen
het voorschrift omtrent de samenstelling, het onderhoud en de
aanwending (van de revolver en de daarmede te houden schietoefe
ningen bij de Infanterie;
7. vervaardiging van schansmateriaal, aanleg van vluchtige en veld-
versterkingen, met toepassing van de middelen om die stormvrij
te maken, een en ander voor zooveel het in onze Indische oorlogen
in aanmerking komten
8. de Maleische taal, derwijze, dat de examinandus zich daarin gemak
kelijk verstaanbaar uitdrukt en daarin de verschillende reglementen
en dienstvoorschriften kunne onderwijzen;
een en ander echter uitsluitend voor zooveel luitenants bij de toe
passing dezer reglementen en voorschritten praktisch optreden;
b. theoretische kennis van
1. het reglement op den inwendigen dienst der Infanterie;
2. het reglement op den garnizoensdienst;
3. de eerste zes hoofdstukken van het voorschrift op de militaire
eerbewijzen
4. het voorschrift betreffende de wapening en de munitie der Infanterie;
5. de voorschriften, vermeld sub a, 2 en Z/;
6. het reglement van krijgstucht voor het krijgsvolk te lande;
7. algemeene kennis van den gang der rechtspleging bij de land
macht;
8. de tactiek, gevechtsleer, het tactisch of- en defensief gevecht om
terreinvoorwerpen, terreindeelen en terreinhindernissen, alsmede den
kleinen oorlog, met toepassing op Indische toestanden;
9. de terreinleer, bekendheid met Hoofdstuk I, pagina 5 tot en met
56 (uitgave 1890);