271
10. de versterkingskunst, een algemeen begrip van vluchtige en veld-
versterkingskunst, hoofdzakelijk blijkende uit de kennis van bena
mingen en doeleinden van de meest voorkomende versterkingen,
dekkingen en hindernissen, voor zooveel een en ander in onze
Indische oorlogen in toepassing komt;
11. eenig algemeen begrip van het gebruik der tot de uitrusting der
Indische artillerie behoorende vuurmonden en van de verschillende
daarbij gebezigde projectielen.
Kennis van vreemde Westersche talen strekt tot aanbeveling.
Wij behouden Ons voor de in deze gestelde eischen te wijzigen.
Art. 3.
1. Een onderluitenant kan niet worden ontslagen dan:
a. eervol
1. op verzoek, al dan niet met gelijktijdige toekenning van gagemetit
of van pensioen, dan wel met terugstelling tot adjudant-onderofficier;
2. wegens physieke ongeschiktheid voor den velddienst met gelijktijdige
terugstelling tot adjudant-onderofficier;
3. bijaldien hij den vollen ouderdom van 45 jaar heeft bereikt en recht
op pensioen kan doen gelden ingevolge artikel I 9, le alinea;
i. met gelijktijdige terugstelling tot adjudant-onderofficier, al dan niet
eervol, bijaldien hij blijkens het eenparig oordeel van den compa
gniescommandant en den korpscommandant de geschiktheid heeft
verloren om als luitenant dienst te doen, moetende van zoodanig
oordeel blijken door eene gemotiveerde schriftelijk afgegeven ver
klaring;
c. door degradatie.
2. Het ontslag wordt verleend, in Nederlandsch-Indtë door den
Commandant van het Leger en Chef van het Departement van Oorlog
aldaar, in Nederland door den Minister van Koloniën.
Het heeft, bij terugstelling tot adjudant-onderofficier, van rechtswege
ten gevolge de herleving van het dienstverband dat ingevolge artikel 1
8, met en door zijne benoeming tot onderluitenant werd opgeheven,
en zulks met al de daaraan verbonden rechten en plichten, met dien verstande,
dat bij eervol verleend ontslag de diensttijd, als onderluitenant volbracht,
meêtelt voor de berekening der gratificatiën, omschreven in artikel 3
van het Koninklijk besluit van 5 Maart 1888 n°. 17 (Indisch Staats
blad n°. 81), en bij de berekening van het gagementsbedrag geldt als
diensttijd, doorgebracht in den graad van adjudant-onderofficier.
Dl. II, 1895. 19