284
katoen, waarvan de verbrandingssnelheid op dezelfde wijze geregeld
was als bij het jachtkruit, goede resultaten in het Henry-Winchester-
geweer.
De Pruisische kolonel der artillerie Schulze vond een kruit uit,
dat eveneens bijna rookvrij was; het bestond uit gekorreld hout, dat
na eenige zuiveringsprocessen, evenals de boomwol, in nitrocellulose
omgezet en bovendien met geringe hoeveelheden van eene oxydeerende
substantie doortrokken werd.
Hoewel deze en andere soorten ook minder rook gaven en ten deele
aan explosiekracht niets te wenschen overlieten, zoo stonden ze toch
met betrekking tot de uniformiteit der korrels bij het oude kruit ten
achter en voldeden dan ook niet aan de eischen, die de moderne juist
heidswapenen aan trefzekerheid stelden.
Het eerste rooklooze buskruit, dat voor militaire doeleinden, hoewel
slechts tijdelijk, tot invoering kwam, was het poudre B der Fransche
regeering in 1886. Frankrijk had in dat jaar het Lebel-geweer van
8 ml, aangenomen en moest hiervoor eene betere kruitsoort, die meer
aanvangssnelheid opleverde, hebben.
Ongeveer tegelijk met het schietkatoen werd de nitroglycerine uit
gevonden. In 1847 werd het in het laboratorium van Pelouze te
Parijs door den Italiaan Sobrero ontdekt.
Deze verschrikkelijke springstof vond eerst eene zeer vreedzame
toepassing. Hen had nl. opgemerkt, dat zelfs zeer geringe hoeveel
heden op de hoofdzenuwen inwerkten en hevige hoofdpijnen verwek
ten. Amerikaansche doktoren trachtten het onder den naam van
glonoïn als geneesmiddel tegen zenuwziekten te gebruiken.
De Zweedsche ingenieur Alfred Nobel liet in 1863 dit preparaat
in groote hoeveelheden fabriekmatig vervaardigen en niettegenstaande
eenige verschrikkelijke ontploffingen te Stokholm, in de haven van
Aspinwall bij den Panamaspoorweg, te Sidney, San Francisco en andere
plaatsen, gaf hij den moed niet op, tot het hem eindelijk gelukte er
in den vorm van dynamiet eene bruikbare springstof van te maken,
die langzaam verbrandt, maar door een detonateur van slagkwik tot
ontploffing is te brengen.
In 1771 had Wouliïe waargenomen, dat bij de inwerking van