321
volk, alles kantte zich aanvankelijk tegen het Japansche bestuur.
Deels gedreven door gehechtheid aan de zeden hunner voorvaderen,
deels uit eigenbelang of op godsdienstige overtuigingen, verbond men
zich tegen den vreemden overweldiger. Daarbij komt, dat alle hooge
staatsambten bezet waren door beschermelingen der koningin, eene
bekwame doch hoogst eerzuchtige vrouw en daarbij vurig aan
hangster van China.
Daar de macht eener, van die zijde komende oppositie terecht
door Japan werd ingezien, werd de hoogste macht geschonken aan
een der meest verklaarde vijanden der Mingpartij, waartoe die hooge
staatsambtenaren behoorden: het was de Tai Wenkoen, een egoïst
in den vollen zin des woords, die slechts van hervormingen heil
verwachtte, voor zoover die hem persoonlijk voordeel konden aanbrengen.
Dat eigenbelang achtte hij evenwel onder een zuiver Japansch bestuur
niet gebaat: ook hij haakte derhalve naar herstel van de Chineesche
heerschappij en het was daarom, dat de oude prins zich in het geheim
in verbinding stelde met de bezetting van Ping-jang, welke hij
bezwoer, dat het verschijnen der Chineesche troepen vóór Seoel het
sein zoude wezen van eenen wijdvertakten opstand der Tonghaks
tegen de Japansche heerschappij.
Doch de brieven kwamen den Japanscheu gezant Otori in handen,
Wenkoen werd ontslagen, doch tegelijkertijd tot superintendent aan
het hof benoemd, in de hoop dat de onverzoenlijke vijandschap tusschen
den Tai en de Koningin met de leden der Ming-partij beiden mocht
in toom houden.
We gelooven niet, dat het bestendigen van den ouden prins, wiens
politieke carrière met bloed bevlekt is, als ambtenaar, een juiste
regeeringsmaatregel geweest is: de tijdelijke verzoening tusschen de
Mings en de Tonghaks vormde een schakel te meer in den keten,
welke den Japanners het voortdringen op den weg der beschaving
trachtte te beletten.
Kort na zijne misschien minder politieke daad werd Otori terug
geroepen en als dien vervanger trad op de graaf Inoeje.
Het hervormingswerk, door zijnen voorganger aangevangen, werd
door den nieuwen minister-resident op krachtige wijze voortgezet. In
de maand Augustus verklaarde zich de Koning eindelijk vóór enkele