340 dienst waar te nemen, of zich daartegen met woorden verzetzal de zoo- danigen deswegens met arrest bij den geweldigen provoost te water en te brood voor den tijd van acht dagen worden geplaatst, waarvan hij de vier laatste aan de eene hand en voet zal zijn gesloten in den vierden schakel, en bovendien met een briefje van ontslag weggezonden of als schelm uit 's Konings dienst weggejaagd worden, en zelfs naar exigentie van zaken zwaarder en met den dood worden gestraft. 13. Het verzuim wordt in het voorgaand artikel altijd gerekend op zettelijk gepleegd te zijn, ten ware de beschuldigde mocht kunnen bewijzen, of uit de omstandigheden zelve bleek dat het niet aan kwaad opzet,' maar aan losheid of onbedachtzaamheid moet worden toegeschreven, in welk geval zoodanig verzuim, voor zooverre hetzelve niet valt in de termen om als eene overtreding tegen de discipline te worden gecorrigeerd, naar exigentie van zaken zal worden gestraft. 14. Elk korps of detachement geordonneerd zijnde om tegen den vijand op te marcheeren, of eenigen anderen dienst te doen en weigerende te gehoorzamen, zal verklaard worden te zijn in staat van opstand, en tengevolge van dien worden gestraft, zooals in art. 9 van dit hoofddeel ten aanzien van opstand is bepaald. 15. Elk militair geordonneerd om tegen den vijand op te marcheeren of tot eenigen anderen dienst, in tegenwoordigheid van- of in eene actie met den vijand, en opzettelijk weigerende aan deze order te gehoorzamen, zal met den dood gestraft worden. Daaruit blijkt nu, dat bij het samenstellen van het Reglement van 1799 en van de ontwerpen 1807—1808, in de bedoeling heeft gelegen, om, onder alle omstandigheden dus zoowel in tijd van vrede als in tijd van oorlog onder het bereik der strafwet te doen vallen le de bloot mondelinge niet door nalatigheid gevolgde - wei gering. 2e de opzettelijke nalatigheid, onverschillig of deze al dan niet mondeling is aangekondigd. Men wilde dus geen verschil gemaakt zien tusschen het zich enkel met woorden verzetten tegen gegeven orders, al hadde de dader ten slotte toch aan die orders voldaan en het opzettelijk al of niet door uitdrukkelijke weigering voorafgegaan verzuim om ze uit te voeren. In beide gevallen moest de delinquent gelijkelijk worden gestraft. Onze wetgever heeft echter dit beginsel losgelaten en de twee boven gemelde vroeger gelijkstaande soorten van dienstweigering zeer duidelijk gesplitst en afzonderlijk geregeld

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 363