342 aan den superieur, misschien nog wel ten aanhoore van andere infe- rieuren te kennen gegeven, een vrij wat zwaardere schending van de regelen der ondergeschiktheid te zien, dan in de daad van hem, die althans zoolang hij zich tegenover den meerdere bevindt, zich van ongepaste uitingen ot gedragingen weet te onthouden en zich weet te bedwingen. Evenwel, ook op de nadeelen voor den dienst, op de gevaren voor het Leger en zelfs voor den Staat, die uit het feit kunnen voortvloeien, dient te worden gelet. En dan ligt het voor de hand, dat deze bij opzettelijk nalaten al lichtelijk veel ernstiger en omvangrijker kunnen zijn dan bij de enkele weigering. Hij, die uitdrukkelijk weigert, kan in den regel door een ander worden vervangen en de geëischte dienst wordt dan toch verricht. Op hem daarentegen, die zich het bevel laat aanleunen en den schijn aanneemt het te zullen nakomen, rekent de militaire autoriteit. Verzaakt hij nu den last, dan kunnen wanorde, ongevallen, ver liezen de gevolgen daarvan zijn." Bij overweging van een en ander komt men tot de conclusie, dat in den regel het opzettelijk nalaten een ernstiger karakter draagt dan de door diezelfde nalatigheid gevolgde uitdrukkelijke weigering. Zooals hierboven reeds gezegd werd, is eene uitdrukkelijke weige ring om aan een ontvangen bevel te gehoorzamen op zich zelf niet voldoende tot daarstelling van het bij artikel 95 C. W. strafbaar gesteld misdrijf. Daartoe is bovendien nog noodig, dat het bevel werkelijk onuitge voerd zij gebleven, m. a. w., dat de delinquent zich niet tot het woord bepaalde, maar daaraan ook de daad voegde. Eigenlijk gezegd is de in art. 95 C. W. voorkomende zinsnede vuitdrukkelijk weigert" als overbodig te achten; met de woorden opzettelijk nalaatkon zeer goed worden volstaan, want dit is inderdaad het eenige criterium, waaraan de dienstweigering haar crimineel karakter ontleent. De bijomstandigheid, dat de dader tevens zijn wilom het ontvangen bevel te verzaken, door woorden (geschrift of gebaren) heeft te kennen gegeven, kan alleen dienen tot bewijs van het opzet der nalatigheid.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 365