346
haalde aanmaningen, de dader bij zijne weigering blijft volharden.
Ook een voorwaardelijke weigering, om aan een gegeven order te
gehoorzamen, ia strafbaar volgens artikel 95 C. W., indien althans aan
die order niet wordt voldaan.
Zoo maakt zich schuldig aan dienstweigering een militair, die met
andere gecommandeerd zijnde tot het verrichten van een corvee, wei
gert daarmede te beginnen, omdat hij wachten wil totdat de andere
manschappen zouden gekomen zijn en, na gebleken volharding in
zijn verzet, deswege in arrest is gesteld.
Uit al het boven ontwikkelde heeft men kunnen zien, dat art. 95
eigenlijk alleen voorziet in het geval van met opzet geschiedende,
geheele of gedeeltelijke, voorwaardelijke of onvoorwaardelijke dienst-
ver zaking.
Schending van den plicht tot gehoorzaamheid kan evenwel ook
nog plaats hebben door opzettelijke overschrijding van een dienstbevel.
Zeer juist merkt het reeds aangehaald ontwerp nieuw C. W. te
dien aanzien op, dat de handeling van hem, die eigenmachtig en ter
kwader trouw een hem gegeven bevel overschrijdt, in sommige geval
len de bron wezen kan van nog grootere rampen, dan de algeheele
nalating na zich had kunnen slepen.
Strikt genomen zou een dergelijke wandaad evenwel ongestraft
moeten blijven, omdat ons artikel daarin niet uitdrukkelijk voorziet.
Het komt ons evenwel voor, dat ook deze soort van ongehoorzaam
heid onder het bereik van art. 95 C. W. zal kunnen worden gebracht
met toepassing van art. 17 ibid.
II.
Omtrent het tweede element van de strafbare dienstweigering kun
nen wij kort zijn.
In het eerste gedeelte van dit opstel is reeds medegedeeld, dat en
waarom de orders, bedoeld bij art. 95 C. W., betrekking moeten heb
ben tot den dienstwat, in algemeenen zin onder dienstbevel ver
staan moet wordenin hoeverre de vraag, of het bevel al dan
niet bevoegdelijk gegeven werd, van invloed kan zijn op de beoordee
ling van de strafbaarheid van den dader; en eindelijk, dat het voor