UITWERKING DER KLEINKALIRER GEWEREN OP
MENSCHELIJKE LICHAMEN.
Omtrent deze uitwerking zijn onderling zeer tegenstrijdige berichten
verspreid geworden. De meeste daarvan roemden de goedaardigheid
van de projectielen dezer vuurwapens in vergelijking met die van grooter
kaliber, doch ook enkele behelsden een tegenovergestelde meening.
Ten bewijze van het geringe direct aangebrachte letsel werd o.a.
in l'Avenir Militaire (April 1893) ongeveer het volgende gezegd:
„In Dahomey is gebleken, dat het Lebelgeweer den stormloop der
negers niet terstond tot staan bracht; de gewonden stortten eerst neder,
nadat zij eerst nog een wilden aanval hadden gedaan." In Streffleurs
Oest. Mil. Zeitung, Januari 1894, werd in een opstel: „Das Schieszen"
den raad gegeven, om den schutters de uitwerking der tegenwoordige
geweren te leeren en hen vooral te wijzen op het gering lichamelijk
letsel, dat door de projectielen daarvan wordt toegebracht, indien geen
edele deelen worden getroffen en op de spoedige genezing der daardoor
toegebrachte verwondingen. Men hoopte, dat zij met die wetenschap
kalmer in het vuur zouden zijn en men daardoor betere resultaten van
hun vuur zoude kunnen verwachten.
In von Löbell's Jahresberichte 1892, Draagbare vuurwapenen,
Engeland, wordt gewag gemaakt van het door een opperofficier gedane
voorstel, om den mantel van den geweerkogel aan het gedeelte, dat niet
met de trekken in aanraking komt, weg te latendit gedeelte zou daar
door bij het treffen min of meer worden samengedrukt en een grooter
wondkanaal veroorzaken. Aangezien de schotwonden der kleinkaliber
geweren zeer spoedig genezen, zouden door die wijziging der projectielen
de buiten gevecht gestelde vijanden minder spoedig den strijd kunnen
hervatten. In de Jahresberichte 1893 wordt hierop teruggekomen en
gemeld, dat generaal Tweedy, met het doel de vernielende uitwerking
te verhoogen, een dergelijk projectiel heeft uitgedacht. Deze kogel