352 springing van het projectiel benevens den mantel, hetgeen nog op 1200 M. voorkwam. Yan af 1600 M. hielden de groote vormveran deringen op. Bij verwonding van weeke deelen kwam geen enkele deformatie voor. Yooral bij het treffen der groote pijpbeenderen en op de hardste plaatsen daarvan ontstonden de grootste vormverande ringen. In het lichaam blijven van niet vervormde kogels kwam van 16002000 M. en slechts vier malen voor. In 46 gevallen (1) bleven stukken van den mantel en looddeeleu achter, van de eerste meer dan van de laatste, hetgeen op militair geneeskundig gebied van beteekenis is wegens den hoekigen en scherpgekanten vorm dier stukken. Zijwaarts afwijkende treffers kwamen veel voor en daarbij is opgemerkt, dat een kogel direct zijwaarts afwijkt, wanneer hij uit de eene middenstof in een andere overgaat, zooals bij het achtereen volgens doorboren van weeke deelen en beenderen, waardoor de zij- waartsche afwijking veelal in het lichaam zelf begint. Volgens de proeven kan een kogel ook afwijken, zoodra verschillende punten daarvan verschillenden tegenstand ondervinden (bijv. bij een schamp schot langs een bot) of wanneer hij achtereenvolgens dringt door deelen van verschillende dichtheid. Gaat een kogel door een rij planken, welke met eenige tusschenruimte achter elkaar zijn geplaatst, zoo zal, wanneer de dwarsafwijking niet reeds in de tweede plank zichtbaar is, deze toch zeker in de derde voorkomen. Om de tem peratuur van den afgeschoten kogel te onderzoeken, werden de stalen mantels gevuld met mengsels van verschillend smeltpunt (65°197°) en daardoor bepaald, dat de kogel bij het gaan door menschelijke lichamen e. d. slechts bij uitzondering een temperatuur boven 95° bereikt. Verschroeiing van het weefsel door den door het lichaam gaanden kogel is dus niet te verwachten. Ten opzichte der verwondingen kan men ingevolge deze proefne mingen geen bepaalde afstanden voor de uitwerking vaststellen. De uitwerking der kogels vermindert langzamerhand. Wilde men afstanden bepalen, dan zou men dit voor elk ledemaat, zelfs voor elk onderdeel daarvan moeten doen, daar ieder lichaamsdeel zijn bijzondere soort van tegenstand heeft. (1) van hoeveel wordt niet gemeld.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 375