363
cavaleriepatrouille gevolgd, wier ruiters achter en zijwaarts van den
te volgen weg de achterspits der infanterie volgen. Haar afstand
tot deze bedraagt 150 M. Ook op hare gedragregels komen wij
nader terug.
Hebben wij in de vorige regels den marschvorm en de werkings
sfeer van „voorhoede-cavalerie gebonden aan de colonne" aangegeven,
zoo rest ons thans haar werkkring nader aan te duiden. Alhoewel
wij volkomen toegeven, dat een goed gebruik maken van de cavalerie
reeds dan gewaarborgd is, wanneer de officieren der andere wapens
in algemeene trekken bekend zijn met hare werking en werkings
sfeer, zoo willen wij, om des te meer het groote nut van hare toe
voeging te laten uitkomen wanneer zij voor den veiligheids- en ver-
kenuingsdienst gebruikt wordt, ook voor hen de werking harer onder
deden nagaan. Wij benutten tevens deze gelegenheid voor onze
jonge cavalerieofficieren, om de werking dezer onderdeelen in den
meest uitgebreiden zin aan te geven. Des te eerder gaan wij hier
toe over, omdat het Voorschrift op den velddienst voor het Ned.
Indisch Leger het wapen der cavalerie al zeer stiefmoederlijk behan
delt en de daarin voorkomende aanwijzingen omtrent haar gebruik
dikwijls geheel onjuist zijn.
Achtereenvolgens willen wij daarom behandelen:
le de gedragregels van de spits,
2e de gedragregels van de doorzoekingspatrouilles,
3e het formeeren en de gedragregels van de éclaireerende linie,
4e de gedragregels van de verbindingsruiters,
5e de gedragregels van het gros,
6e de gedragregels van de flank patrouilles,
7e de gedragregels van de cavalerie-achterspits,
8e de beveiligde halt.
Opmerkingen in het algemeen.
De gewichtigste werkkring bij den dienst van de voorhoede-cava
lerie gebonden aan de colonne is voorzeker die van den commandant.
Terecht zegt de Revue de Cavalerie, aflevering Juli 1891, in een