27 reeds zij opgemerkt, dat de sympathie van de meeste staten, zeer zeker van de meeste individuen, voor Japan was. Engeland, dat in den aanvang meer voor China scheen genegen te zijn, veranderde beslist gedurende de vijandelijkheden. Ook willen we even wijzen op eene zeer bevoegde stem uit Duitschland, die van den Heer von Brandt, eertijds gezant in Japan en China. Deze uitnemende kenner der Oost-Aziatische toestanden acht Japan's succes gevaarlijk voor de mogendheden, want de tegenwoordige leiders der politiek zouden staan onder den invloed van het drijven eener radicale partij, welker programma geheel gebaseerd is op nationalen trots en vreemdelingenhaat. De moderne beschaving van Japan zou slechts een dun laagje zijn, dat gemakkelijk verwijderd wordt om den woesten Aziaat weder te voorschijn te roepen, die den Europeaan nog veel meer haat dan de Chinees dit doet. Von Brandt meent dat China, mocht het werkelijk door den oorlog worden wakker geschud, een gevaarlijk concurrent zal worden voor de geheele beschaafde wereld en dat Japan, over moedig geworden door zijne behaalde lauweren, de handelsbelangen in Oost-Azië van alle vreemden ten zeerste zal schaden. Hoewel minder bevoegd tot oordeelen dan iemand als de heer von Brandt, onderschrijven we deze meening niet. Japan toch heeft steeds blijken gegeven handelsbelangen niet slechts voor zich, maar voor het algemeen te eischen. Waarom we als militair voor Japan sympathie gevoelen, dit ontvouwden we reeds. Doch er is een schrille dissonnant: Japan's gedrag in de dagen na Port-Arthur (waarover latei). Overigens heeft Japan de wetten der moraliteit bij zijne krijgsgebruiken meestal nagekomen. Het gebeurde met de Kowshing, het aanvangen der vijandelijkheden nog vóór de eigenlijke oorlogsverklaringen is wel strijdig met eene juiste opvatting van het oorlogsrecht, maar overigens zijn er zoovele lichtpunten aan te wijzen het strikt nakomen der bepalingen van Genève, het buiten den strijd laten der weerlooze bevolking dat Japan ook in dit opzicht zich in de rij der beschaafde staten mag bevinden. Treedt het Japansche legerbestuur onverbid delijk streng op tegen de officieren, welke de Port-Arthur-gruwelen niet beletten, dan verdwijnt ook deze dissonnant voor een groot gedeelte en heeft het m.i. in het algemeen veel correcter gehandeld

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 38