368
Blijft nu het terrein aan weerszijden onbegaanbaar, maar zijn in
de onmiddellijke nabijheid van den weg enkele kampongs gelegen,
dan wel geven zijwegen gelegenheid om meer ter zijde van deu weg
een kijkje te nemen, dan worden die terreinvoorwerpen door de spits
verkend en worden de zijwegen door een enkelen ruiter ingereden.
De spits verkent dan ook wel degelijk aan weerszijden van den weg,
zoolang de terreinvoorwerpen binnen de 100 M. zijwaarts van den
weg gelegen zijn, door het inrijden van de toegangswegen.
Ten einde die terreinvoorwerpen in tijds doorzocht te hebben, is
de voorste ruiter van de spits belast met het aangeven van de daarheen
voerende wegen. "Voert een weg naar rechts, dan strekt deze ruiter
eenigen tijd den rechterarm in horizontale strekking naar rechts;
naar links, den linkerarm in horizontale strekking en zoo aan weers
zijden zijwegen afgaan, worden beide armen zijwaarts uitgestrekt. Op
deze teekens wordt door den verkennenden ruiter onmiddellijk in
verdubbelden gang in de aangegeven richting verkend, (zie figuur III).
De voorste ruiter van de spits gaat sprongsgewijze in de aange
geven marschrichting vooruit. Doet zich dan ook (zie figuur III)
op een 400 M. in de te volgen richting een kampong voor, dan gaat
de voorste man van de spits d in verdubbelden gang vooruit en
tracht den ingang van kampong A te verkennen, waartoe hij eerst
op 100 M van den rand halt houdt om ingang en rand waar te
nemen. Ziet hij niets verdachts, dan rijdt hij tot den ingang, houdt
wederom halt en neemt waar, totdat ruiter b en wachtmeester c
hem komen steunen.
Is de uitgestrektheid van de kampong gering, dau verkent de
spits zonder hulp van de doorzoekingspatrouilles. (zie figuur III).
In deu uitersten rand van de kampong wordt gedekt stelling
genomen, het gros wordt ingewacht, waarop de weg wordt vervolgd.
Is deu voorsten ruiter van de spits door zijn commandant mede
gedeeld, dat er zich op den weg spoedig een brug moet voordoen
(af te leiden uit de schets van de te doorloopen streek), dan wel
ziet hij met eigen oogen eenige honderde meters de brug voor zich
uit, dan rijdt hij in verdubbelden gang er heen, stelt zich aan deze
zijde van de brug op, als het kan gedekt en daar, waar hij het vóór
de brug gelegen terrein goed kan overzien, en doorzoekt met het