DE OORLOG TUSSCHEN JAPAN EN CHINA.
Vervolg van blz. 325).
(Slot).
De operatiën op het Sjantoeng schiereiland.
(Yal van Wei-hai-Wei).
Zie de schets.
Toen Port-Arthur in de handen der Japanners gevallen was, stond
China in het Noorden nog slechts één marinestation van eenige betee-
kenis ter beschikking. Dit was het reeds meermalen genoemde
Wei-hai-wei, waar de overblijfselen van het eens zoo trotsche Noor
delijk eskader, na te Port-Arthur gerepareerd te zijn, een toevluchts
oord gezocht hadden. Daar het de eenige haven van belang was, was
de Chineesche vloot hierdoor reeds geheel in hare bewegingen beperkt
en waagde zij zich na den Jaloe-slag en den daarop gevolgden val
van Port-Arthur dan ook niet meer in open zee. Toch was van
een absoluut beheerschen der Gele Zee, speciaal van hare Noorde
lijke golven, die van Petsjili en Liau-tong, door Japan geeD sprake,
alvorens de nog overgebleven slagschepen onschadelijk gemaakt waren
en hun het laatste toevluchtsoord ontnomen was. Dan zou de weg
naar Petsjili vrij zijn en kon de laatste beslissende stoot tegen het hart
des vijands worden toegebracht door een leger, dat op de kust dier
provincie op weinige dagmarschen van Peking landde.
Het 1° en 2e leger zouden de vernietiging van de Chineesche
strijdkrachten in Hantsjoerije voor hunne rekening nemen, terwijl een
üieuw leger van versche troepen naar het Sjantoeng-gebied gevoerd
zou worden, om zich van het belangrijke strategische punt, de vesting
Wei-hai-wei, meester te maken.
Zoo eischte de strategie. Doch er was nog eene andere reden,
behalve het verkrijgen der hegemonie ter zee, welke het bezit van
deze oorlogshaven voor Japan zoo wenschelijk maakte.