392
laatste konden echter gemakkelijk onschadelijk worden gemaakt, daar
verzuimd was de geleiddraden in te graven.
Beide forten boden een hardnekkigen tegenstand, doch toen de
kustversterkingen 3, 4 en 5 gevallen waren en ook de terugtochtsweg
naar Wei-hai-wei geheel was afgesloten, zakte de moed des verde
digers. Wel stelden nog de pantserschepen eene poging in het werk
om eene landing te volvoeren, doch het onthaal uit enkele der reeds
veroverde versterkingen bracht die poging spoedig tot staan. Eene
tweede poging had echter succes en inderdaad kwamen 300 mariniers
de belegerden te hulp, juist op het oogenblik dat eene hevige ont
ploffing fort No. 3 gedeeltelijk verwoestte en de bezetting ontweek
om zich bij hen te voegen. Ter hoogte 'van fort 5 werd de macht
door de salvo's van twee compagniëen ontvangen. Aan alle zijden
door het vijandeljjk vuur ingesloten met eene steile kust in den rug,
ging het detachement bijna geheel te gronde; slechts enkelen wisten
zich zwemmende te redden.
Te 1 uur nm. had de brigade alle versterkingen van Potsjihiaisoe
in bezit, trots het hevige vuur van de oorlogsschepen zoowel als
van het fort Zhih, en te 4 uur keerde zij met achterlating van
een bataljon in Matende en zwakke bezettingen in de overige forten
te Pioehie terug.
Naar de opgaven van gevangenen te oordeelen, zou de bezetting
van Potsjihiaisoe 2500 a 2600 man bedragen hebben, welke troepen
onder bevel stonden van Lioe Tsjaopeih. Zij verloren ruim 800
man dooden en gewonden, terwijl aan Japansche zijde 115 man buiten
gevecht werden gesteld. Onder de gesneuvelden behoorde de gene
raal Odera (1).
(1) De correspondent der Figaro bij het Japansche leger in Sjantoeng schrijft
over dien generaal het volgende
Met generaal Odera verdwjjnt een der edelste figuren uit de krijgsgeschiedenis van
Japan. Hij had in de hoogste mate de eigenschappen, die een goed soldaat en een
goed aanvoerder maken. Yoor drie maanden was generaal Odera nog hoofd van den
generalen staf van generaal Jamaji; toen werd hem het commando opgedragen over
de 6e brigade, die zich by de inneming van Wei-hai-wei zoo schitterend zou onder
scheiden.
Ik heb te Kintsjou meermalen gelegenheid gehad den generaal te ontmoeten, en ik
herinner me, hoe hij eens op een morgen met zijn adjudant in mijn eenvoudig maal