393 Ook de Japansche vloot had deel aan het succes van 30 Januari. In den vorigen nacht hadden te 2 uur het hoofdeskader (Matsoe- sjima, Tsjioda, Hasjidate en Itsoekoesjima), benevens het le vliegende eskader (Josjino, Takatsjiho en Akitsoesjima) de Joengtsjing-baai veria- Dl. II, 1895. 28 heeft willen deelen. Wij dronken op Frankrjjk, waarvan hij zeide veel te houden, en op den roem van Japan. De dapperheid van Odera was legendarisoh in het leger* Heeft men dezen duiveliohen man niet bij den aanval op Port-Arthur in een kogel regen rustig zjjn jas zien ontknoopen, een sigarenkoker uit zjjn zak halen en met de grootste kalmte eene voortreffelijke Londres opsteken? „Hij is goed", zei de generaal tot den officier, die mij later het verhaal deed, „ik heb nog wat van die sigaren; ik beloof er u een de eerste maal, dat wij samen om het vuur zitten." Bij den aanval op het fort Matende bleef hij in het hevigst van het gevecht rustig staan met de armen over de borst gekruist, vertrouwend op zijne geluksster. Kapi tein Sagara, die bjj hem stond, waarsohuwde hem„Generaal, stel u niet zoo bloot, wat ik u bidden mag. De duivels hebben vandaag den bliksem te hulp geroepen. Kijk...." Odera viel hem in de rede: „Och wat, mijn vriend; doe als ik en wees niet bang. De dood bedenkt zich tweemaal voor hij dappere mannen aanvaltOp dit oogenblik doorboorde eene granaatscherf zijne borat. Twee uur later was hij dood. ....Op een avond zag ik plotseling op een berg, die boven mijne woning uitstak, ▼lammen zich hemelhoog verheffen. „Kjjk", hoorde ik een soldaat een anderen toe roepen, „de generaal wordt van avond verbrand." Het was zoo: het lijk van gene raal Odera werd verbrand. Den volgenden dag braoht een vriend mij in een huis, tijdelijk door twee offioieren bewoond. De heeren waren aan hun ontbijt. Mijn vriend wees mij eene kleine doos van wit hout, staande op eene plank tusschen een zak beschuit en een blik corned beef. Dat was de urn, die het overblijfsel van generaal Odera bevatte. Elders in zjjn brief zegt de correspondent na eene beschrijving hoe de Japanners de forten om Wei-hai-wei namen: Do helden van den dag (30 Januari) waren zonder tegenspraak de artilleristen, die onder aanvoering van commandant Itsji een voor. een alle Chineesche forten verover den. Deze mannen, die zich overal onderscheidden, deden dit nog op eene geheel oorspronkelijke wijze bij den aanval op het fort Matende, dat hardnekkig verdedigd werd. Toen do Japanners in de versterking doorgedrongen waren, vonden zij de kanonnen, door de Chineezen in hunne vlucht achtergelaten, ongeschonden. Er zich meester van te maken en ze te richten op den vluchtenden vijand was het werk van een oogenblik. Maar tot algemeene woede bemerkte men, dat de kulassen der kanon nen bevroren waren. De bevelvoerende artillerie*officier kreeg toen eene ingeving, waarvan men te vergeefs een spoor zal vinden in de geschiedenis der moderne pyrotechnic. Zonder eene minuut te verliezen beval hij zijnen manschappen tegen de kanonnen op te treden gelijk Gulliver in het land der Lilliputters den bewusten brand bluschte. De manoeuvre gelukte prachtig. (N. R. C.)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 420