436 bevolking met hoeveel zorg vooral de eerste blijkbaar ook zijn samen gesteld ten aanzien van den algemeenen gezondheidstoestand op de genoemde plaatsen en hare omgeving dat licht verspreiden, hetwelk noodig is om tot bepaalde conclusiën of vergelijkingen te kunnen komen, hoofdzakelijk omdat het grondgetal ontbreekt, waarop de berekening van een percentage zou kunnen worden gemaakt. 13. De eenige plaats in de Preanger-Regentschappen, waarom trent een juist overzicht van sterkte en zieken kan worden gegeven, is Batoe-Djadjar, op 6 paal ten W. van Bandoeng en ten Z. van Padelarang en Tjimahi, waar voortdurend meer of minder artillerie troepen zijn en dan nog betreft het overzicht slechts die troepen. In de tabel G. zijn onder enkele hoofden de voornaamste ziekte gevallen vermeld, die van af Januari 1891 tot October 1892 ter plaatse zijn waargenomen. Indien men dezen staat vergelijkt met het „Summier ziekenrap port van Nederlandsch-Indië over het jaar 1891" voorkomende in aflevering 5 van Dl. XXXII van het Geneeskundig Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië, dan is de gezondheidstoestand te Batoe-Djadjar zeker gunstig te noemen, vooral indien men in aanmerking neemt, dat in 't algemeen gedurende den zeer drogen Oostmoesson van 1891 de gezondheidstoestand in de geheele Preanger zeer ongunstig geweest is en koortsen, cholera en influenza in vrij sterke mate onder de bevolking hebben geheerscht. In Augustus, September en October is eene vermeerdering waar te nemen van het aantal der aan malaria lijdende zieken, 't geen in de geheele Preanger het geval is en toegeschreven wordt aan de omwerking der sawah'sziekten der ademhalings-en spijsverterings werktuigen komen slechts in geringe mate voor en vooral is het percentage der aan morbi veneris lijdenden betrekkelijk zeer laag. Uit staat F. van bovengenoemd summier ziekenrapport toch blijkt, dat 40.3 procent der Europeanen en 22.4°/0 der Aziaten voor morbi veneris behandeld werden, terwijl te Batoe-Djadjar slechts ll°/0 hier aan lijdende waren. De oorzaak hiervan zal wel voornamelijk liggen in de goede controle, die bij zulk een klein garnizoen kan uitgeoefend worden, en het is niet te verwachten, dat in de Preanger-Regentschappen waar, zooals algemeen bekend is, de omstandigheden voor de ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 465