31 de man moet nog geboren worden, die den weg aangeeft, om een land met succes tegen vreemde aanranding te verdedigen alleen met behulp van zeer zwakke strijdkrachten, terwijl zoo niet het meerendee), dan toch een belangrjjk gedeelte der bewoners een invasie bevordert of wel lijdelijk aanziet", (blz. 283) „Zoolang niet te zeggen is, welke rol de inheemsche bevolking van N.I. bij een aanval van buiten zal vervullen, zoolang is het ook onmogelrk, om vooraf een betrouwbaar stelsel van verdediging voor ons Indbch rijk te ontwerpen." (blz. 292) en dat het succes der verdediging van een wingewesttegen een van buiten komende poging tot verovering, mij zeer twijfelachtig voorkomt en vooral wanneer dat wingewest zooals het onze in Zuid-A.ziëeen uitgebreid eilandenrijk vormt en de verdedigende strijdkrachten naar rato zeer gating zijn" en in verband daarmede „waarom ook ik tot de conclusie heb kunnen komen, dat de sleutels van Indië, bij die van Nederland, ergens achter de Nederlandsche defen8ielin:ën zijn opgeborgen." (blz. 296) Nrar mijne bescheiden meening is het te bejammeren, dat de heer Koster, leeraar aan de Hoogere Krijgsschoo1, eene dergelijke meening heeft openbaar gemaakt. Twijfel aan eigen kracht wordt daardoor ingeprent aan zijae leerlingen, die wellicht later geroepen kunnen worden een grooten invloed op de verdediging uit te oefenen. Moedeloosheid bij de bevelhebbers zal leiden tot een verlaagd moreel hunner troepen en dat is van meer belang dan het min of meer onvolkomene van het verdedigingsstelsel. Zelfs bij een slecht voorbereid defensiestelsel, zelfs tegenover groote overmacht kan een leger met een hoog moreel, een leger dat vertrouwen stelt in zijn eigen kracht, aangevoerd door bekwame officieren die weten wat zij willen en nimmer wanhopen, ook al staan de kansen ongunstig, nog de palm der overwinning wegdragen. De geschiedenis leert ons dit op bijna iedere bladzijde. De groote meester, Napoleon I, drukt dit zeer kernachtig uit, wanneer hij zegt dat de uitslag van den strijd voor 3/4 van de moreele invloeden en slechts voor 1/4 van de materieele toestanden afhangt. De heer Koster zegt op blz. 286„Leeringen, getrokken uit de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 46