EENE NIEUWE „INDISCHE LAND- EN VOLKENKUNDE".
Een kleine veertig jaar geleden stelde de Hoogleeraar Dr. J. J.
de Hollander samen eene „Handleiding bij de Beoefening der Land
en Volkenkunde van Nederlandsch Oost-Indië" ten dienste van de
cadetten, die aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda bestemd
waren voor den militairen dienst in die gewesten.
Sedert driemaal om- en bijgewerkt, verscheen van de hand van
dien hoogleeraar, de laatste druk, de vierde, in 1882.
Laafden zich in al die jaren aan deze rijke ethnographische bron
eenige honderden cadetten, die voor zoover zij niet overleden of
werden gepensionneerd, thans in den officiersrang in het leger dienen,
ook vele andere, niet van de Militaire Academie herkomstige offi
cieren waren in het bezit van denzelfden leercursus, om het boek
eens op te slaan, als zij omtrent een der vele volksstammen, die onzen
archipel bewonen, het een of ander wilden te weten komen.
Dr. de Hollander werd middelerwijl oud en overleed, meenen wij,
ten jare 1887.
De Nederlandsch-Indische regeering begreep intusschen terecht,
dat de belangrijke arbeid van den Hoogleeraar moest blijven voort
leven en zond te dien einde, nu omstreeks acht jaar geleden, aan
residenten, adsistent-residenten en andere autoriteiten in verschillende
deelen van ons eilandenrijk, een vijftigtal exemplaren der hierbedoelde
Handleiding, om er in te doen doorslaan en er aan toe te voegen,
wat in een ieders ressort sedert 1882 wijziging had ondergaan, ten
einde met behulp dier bouwstof, een nieuwen druk van het ver
ouderd boek te kunnen doen verschijnen.
Die nieuw druk nu is het, dien wij met een enkel woord hier
onder in nadere beschouwing willen nemen.
De samensteller er van, die al de hiervoren aangegeven rapporten,
al de sedert 1882 verschenen Koloniale Verslagen en nog tal van