VAEIA.
Toelatingsexamen voor de Cadettenschool te Alkmaar.
Rekenkunde, (voor elke opgave uur).
1. Bereken de waarde van den vorm:
31 5 s
-TI x 1585.25: 9.235
\16i- 16^/
0.1538400.285714
2. Een badkuip kan worden gevuld door de heetwaterpijp in 9 minuten,
door de koudwaterpijp in 11J minuut. De beide kranen worden tegelijk
opengezet, maar op het oogenblik, dat de kuip behoorde vol te zijn, blijkt
het, dat de afvoerbuis al dien tijd heeft opengestaan. Deze wordt nu
dichtgedraaid, en na 3f minuut is nu de kuip vol. In hoeveel tijd zou
de aflooppij p het vat doen leegloopen, indien de toevoer afgesloten is
3. Drie kapitalen, samen 65000, staan respectievelijk a 4, 3 en 4^ °/0
uit, gedurende 9, 8 en 12 maanden. De interesten verhouden zich als
5, 4 en 3. Hoeveel bedraagt de gezamenlijke interest der drie kapitalen?
Meetkunde, (voor elke opgave 40 min.).
1. Gegeven een ABC. Men verlengt CA met een stuk AA'
AC; AB met een stuk BB' AB en BC met een stuk CC'. Men
vereenigt A', B' en C' tot een driehoek. Indien gegeven is ABCA'B'C'
25: 43, vraagt men naar de lengte van CC' uitgedrukt in BC.
2. In een ABC laat men de loodlijn CD neer op de basis en uit
D loodlijnen DP en UQ respectievelijk op AC en BC. Wanneer gegeven
is PQ, het verschil van BC en CD, alsmede hoek B, vraagt men dien
A te construeeren.
3. In een cirkel met een straal R=1 dM. is een regelmatige tien-
hoek beschreven en op de zijde BC van dien tienhoek een gelijkzijdige
driehoek ABC binnen den cirkel.
Wanneer om ABC een cirkel wordt beschreven, vraagt men naar
het oppervlak van het kleinste segment, dat door BC van dien kleinsten
cirkel wordt afgesneden.