32
oorlogvoering op vreemden bodem en onder geheel andere omstandig
heden worden daarin (n.l. in de Indische verdedigingsontwerpen) voor
toepassing geschikt verklaard, zonder die leering te toetsen aan het
Indisch terrein en de Indische omstandigheden" en verder op blz. 292
„leerspreuken en leerstellingen uit lang vervlogen jaren, welke om
voor het beoogde doel het ontwerp van een defensiestelsel voor
Indië als argument te kunnen dienen, uit het kader van hun tijd
werden genomen
Deze woorden kunnen beteekenis hebben, wanneer het geldt de
toepassing van tactische regelen welke in nauw verband staan met
het karakter van het gevechtsterrein of met de samenstelling en
bewapening der legers, maar ik meen te kunnen verklaren, dat dit
geenszins het geval is met strategische axioma's door de groote meesters
verkondigd als uitvloeisel van hetgeen niet alleen hunne eigene veld
tochten, maar ook die van andere veldheeren in geheel andere tijds-
en terreinomstandigheden steeds op gelijke wijze geleerd hebben.
Napoleon en Frederik de Groote trokken die lessen en pasten ze
steeds met vrucht toe na diepe studie van wat de oude meesters
AlexanderIJannihal en Caesar eeuwen en eeuwen te voren onder
hemelsbreed verschillende terreinomstandigheden gewrocht hebben.
Napoleon zegt zelf: „De grondbeginselen der oorlogskunst zijn die,
welke aan de groote veldheeren tot richtsnoer hebben gediend, wier
daden de geschiedenis voor ons heeft bewaard;" een regel, dien men
evenwel wederom zonder eenigen grond verouderd en slechts toepas
selijk voor niet-Indische terreinen zou kunnen verklaren.
Grondbeginselen op het gebied der krijgskunst als de volgende
zijn te allen tijde en op alle terreinen van toepassing, hoe ook de
indeeling of de bewapening der legers zijn, of het terrein met sawah's,
korenvelden, wijnbergen of anderszins bedekt is, of het min of meer
doorsneden is, of de bewocnde oorden gebouwd zijn als de kampongs
op Java dan wel als de tegenwoordige dorpen in Europa of de woon
plaatsen der barbaren tijdens Julius Caesar.
Die grondbeginselen door Frederik den Groote uitgesproken zijn:
1. Die alles beveiligt, beveiligt niets. (De beteekenis van dit
beginsel is duidelijk genoeg omschreven in het motto, dat ik voor
mijne brochure heb aangenomen).