IETS OVER CAVALERIE.
Het ondervolgende lag reeds geruimen tijd ter inzending in het
Tijdschrift gereed, toen ik door ziekte verhinderd werd aan mijn
plan daartoe uitvoering te geven.
Thans komt mij in de 9® aflevering een opstel in handen van den
ritmeester Waalewijn, handelende over den Inlander als cavalerist,
waarmee ik het niet alleen volkomen eens ben, maar over welk onder
werp ook gedeeltelijk mijn opstel zou handelen.
De lezer houde het mij dus ten goede, wanneer ik hier en daar
in herhaling treed van hetgeen door den ritmeester Waalewijn
reeds zoo duidelijk behandeld is.
Over het algemeen kan de Indische cavalerie niet bogen op die
belangstelling van haar zusterwapen de infanterie, waarop zij mijns
inziens recht heeft. Ik spreek hier alleen van infanterie, omdat zij
hoofdzakelijk met deze zal moeten optreden, zonder de andere wapens
daarbij uit te zonderen.
Hoewel die belangstelling ten opzichte van ons wapen vooruit
gaande is, dank zij vooral de betere inzichten door bezoekers van
krijgsschool en schrijvers van jongeren datum te dien opzichte gehul
digd, zoodat thans cavalerie, ingedeeld bij eene expeditionnaire colonne,
werkelijk gebruikt wordt, zoo vervult zij mijns inziens nog niet altijd
de rol, waarop zij recht heeft.
Ik meen dit echter hoofdzakelijk op rekening te moeten stellen van
de mindere bekendheid der overige wapens met de cavalerie, als gevolg
der geisoleerde stelling, welke het gros onzer cavalerie inneemt in
haar garnizoen op Midden-Java, iets dat door de enkele manoeuvres
door de kleine afdeelingen cavalerie op de hoofdplaatsen, in ver-
eeniging met de overige wapens uitgevoerd, niet kan vergoed
worden.
Het gros der officieren in Indië heeft weinig of niet met cavalerie
Dl. H, 1895. 32