457
Eenmaal gewend aan de Indische paarden en in het terrein ge
oefend (vooral bij Indische expeditiën, waar niet altijd langs gebaan
de wegen wordt geageerd) zijn de meesten hunner onverschrokken en
flinke ruiters, die bij verkennings-en ordonnansendienst voor niets staan,
(Edi, Atjeh, Lombok) en door den niet-cavalerist als voor cavalerie on
bruikbaar geacht terrein, in versnelden gang doortrekken. Hun intel
ligentie voor het overbrengen van berichten is eveneens zeer voldoende.
Zooals ik reeds zeide, is vooral geoefendheid in het terreinrijden
hier in Indië hoofdzaak.
Waarom echter te Salatiga, waar de recruten hunne opleiding
ontvangen, zoo weinig deze oefening verricht wordt, is mij een raad
sel, vooral omdat de resultaten van dat weinig oefenen in het terrein
te vinden zijn in de verslagen der cavalerie-officieren, die de jongste
Edi-expeditie mede maakten, waarbij duidelijk bleek, dat wat terrein
rijden aanging, het Java-peloton ver achter stond bij dat van Atjeh
komende, eenvoudig omdat het er niet in geoefend was. Evenzoo
dienen de paarden, die te Atjeh komen, eerst geoefend te worden in
het terrein, hetgeen toch eigenlijk bij afgerichte paarden van veld-
eskadrons niet noodig behoefde te zijn. Men raadplege elk cavale-
rie-officier, die te Atjeh is geweest, om te hooren, dat ik daarin niet
overdrijf.
Ik weet wel, dat door de dichtbevolkte en overal bebouwde streek
rond Salatiga, daar weinig gelegenheid is tot terreinrijden, doch
waar zij bestaat, dient men er ook partij van te trekken.
De speciale oefening „terreinrijden voor den troep" behoort
evenwel te Salatiga tot de pia vota.
Voor wat ik mij als taak der cavalerie voorstel, is vlot terrein
rijden en doorzoeken van het terrein hoofdzaak; dat leert men niet
op vlakke exercitieterreintjes, waar ternauwernood één peloton
voldoende ruimte heeft.
Vlot terreinrijden, vlug doorzoeken van het terrein, vrij goed
kaartlezen, vlug en juist berichten overbrengen, juiste behandeling zijner
wapens en ten slotte, let wel ten slotte enkele gesloten oefeningen, dat is
het, wat mijns inziens voor den Indischen cavalerist uitsluitend noodig is,
met terzijdestelling van alle mogelijke paradeoefeningen, waaronder
ik voornamelijk reken, prachtige velddiensten met onderstellingen,