463 Het gebeurt nu maar al te dikwijls dat een korpscommandant of eskadrons commandant een paar flinke, intelligente cavaleristen heeft, die hij niet durft voordragen, omdat ze een half jaar geleden voor een vroolijke bui achter slot zijn gegaan. Draagt hij ze voor, hij weet zeker dat ze geschrapt worden. Een ander, die steeds baantjes heeft, rustkamer, ziekenstal, vooral ziekenstal(ik weet iemand, die 10 jaar achtereenvolgens op zie kenstal was geëmplojjeerd) waarbij een lui leven en buiten schot zijn hoofdzaak zijn, vertoont een schoon strafregister, (men weet niets kwaads van hem, doch eigenlijk ook geen goeds) wordt daarentegen toegelaten. De man leest, schrijft, rekent en wil nu hoogerop, hetgeen dan ook zonder moeite gelukt. Natuurlijk is dat geen regel en niet ieder op de kaderschool der cavalerie had een baantje, maar er zijn er velen. Ik wil alleen dit zeggen, men werke minder met papieren, maar ga meer af op het oordeel van den onmiddellijken chef; al heeft nu de man geen schitterend strafregister, men bedenke dat de soldaat in Indië weinig heeft en veel van die overtredingen op brooddronken heid, niet op slechtheid wijzen. Men kieze het juiste midden, dat in dit opzicht nog al gemakkelijk te vinden is. Wat verder geen onbillijke eisch mag genoemd worden, is dat niemand een graad mag bekleeden of hij moet prevöt op de sabel zijn. Nu is dat nog dikwijls niet zoo. Wanneer men dan op de kaderschool vrij van schoolschen dwang het aanstaand kader opleidde, hen evenals de manschappen nog meer oefende in hetgeen ik voor dezen vooropstelde, men hun de verplichtingen van den cavalerie-aanvoerder van lageren rang (graad) in alle opzichten practisch en theoretisch inprentte, en b. v. als dd. gegradueerde op proef eerst in het eskadron liet dienst doen, dan zal het niet voorkomen, dat men onderofficieren aantreft, die om te beginnen geen prevöt op de sabel zijn, den luitenant van de week geen behoorlijken uitrukkingsstaat kunnen presenteeren, geen pa trouille behoorlijk kunnen aanvoeren, op de kaart rijdende regelmatig verdwalen en last not least bij een klein opdrachtje op de kaart zitten kijken, ja als wat (maar overigens alles kennen).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 492